Aardrijkskunde les groep 3: Vervoer

Hoe ga jij naar school?
Met de fiets
Met de benenwagen
Met de bus
Met de auto
Anders
1 / 24
suivant
Slide 1: Sondage
AardrijkskundeBasisschoolGroep 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Hoe ga jij naar school?
Met de fiets
Met de benenwagen
Met de bus
Met de auto
Anders

Slide 1 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ga op reis. Maar hoe?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tom gaat op bezoek bij Oma
Tom gaat naar zijn oma toe. Oma woont aan de andere kant van het land. Gelukkig kent hij de route. Tom moet dus met verschillende vervoersmiddelen gaan. Hij neemt de bus naar het treinstation. Tom loopt naar de bushalte en stapt in zijn bus. Hij betaalt met zijn OV-chipkaart. Betalen moet bij openbaar vervoer. Als de bus aankomt op het station loopt Tom naar het perron. Daar komt de juiste trein al aan! Tom stapt in de trein en de conducteur controleert zijn OV-chipkaart en fluit wanneer de trein vertrekt. Na een half uur in de trein stapt Tom uit in de stad waar oma woont. Voor het laatste stuk neemt Tom de tram. Hij loopt naar de halte en hoort de tram al over de rails aankomen. Na 10 minuten stapt Tom uit, hij is bij Oma aangekomen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vervoersmiddelen ken je al?
Vervoer

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel van deze les
Ik kan verschillende vervoersmiddelen bedenken en ik kan vertellen waar dit vervoer rijdt.

Ook kan ik het verschil opnoemen tussen eigen vervoer en openbaar vervoer.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bus, trein, tram, metro

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan=
Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?
Ik ging naar het station. Ik wachtte op het perron. De conducteur fluit op zijn fluitje. We reden op de rails.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?

A
Bus
B
Fiets
C
Trein
D
Benenwagen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?
Ik stond te wachten bij de halte. De deur ging open en ik liet mijn kaart aan de chauffeur zien. Bij iedere halte stopten we even. Het rijdt op de weg.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ra Ra met wel vervoer ben ik op reis gegaan?

A
Bus
B
Fiets
C
Trein
D
Benenwagen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer
- Je reist niet met je eigen vervoersmiddel.
- Je moet extra betalen 
- Dit vervoer rijdt met vaste tijden.
- Dit vervoer rijdt met vaste routes
Eigen vervoer
- Je reist met je eigen vervoersmiddel.
- Je hoeft niet extra te betalen
- Je kan zelf kiezen wanneer je weggaat. 
- Je kan je eigen route kiezen.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

beroepen in het vervoer

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De conducteur
  • Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De machinist
  • Iemand die een trein bestuurt

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De piloot

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De chauffeur

Slide 22 - Diapositive

Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus. 
Zelf werken
Teken je eigen fantasievoertuig. Kies voor een vervoersmiddel die in het openbaar kan rijden of hoort bij eigenvervoer. 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions