Feiten, meningen en argumenten

§4 Feit, mening en argument
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§4 Feit, mening en argument

Slide 1 - Diapositive

  • Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen
- Je weet wat een feit is
- Je weet wat een mening is
- Je weet wat een argument is

Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al over feiten,
meningen en argumenten?

Slide 3 - Carte mentale

FEIT

--> Een feit kun je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud.

Slide 4 - Diapositive

MENING (STANDPUNT)

--> Wat iemand ergens van vindt

--> Het is niet controleerbaar

--> Je kunt het ermee eens of oneens zijn


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 5 - Diapositive

ARGUMENT

--> Een argument is een uitleg waarmee je een mening
        verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.

--> Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 6 - Diapositive

Noem zelf eens een feit over iets van vorige week

Slide 7 - Carte mentale

Geef een mening over iets van vorige week

Slide 8 - Carte mentale

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 9 - Diapositive

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The fast en the furious' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vind Feyenoord beter dan Ajax.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 18 - Diapositive

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Nu jij...
Paragraaf 4 meer dan lezen - feiten, meningen en argumenten 

M. opdracht 1 t/m 3, blz. 26 t/m 27


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Welk van de volgende vragen bevat een mening?
A
Hoeveel kilometer moeten we nog rijden?
B
Ga je naar dat kinderachtige feest?
C
Heb je je huiswerk af?
D
Hou je van skeeleren?

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Wat wil de burgemeester bereiken met haar actie?

Slide 26 - Question ouverte

Aan het einde van het filmpje hoor je verschillende meningen. Wat vind jij van massatoerisme?
Noem een argument bij je mening.

Slide 27 - Question ouverte