2425 week 10 juni

  • vocabulaire: apprendres 2 en 4
  • Lire - les devoirs
  • zinsvolgorde - onderdeel toets
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik woordjes herhaald
  • weet ik in hoeverre ik een leestekst goed begrepen heb
  • kan ik zinnen in de juiste volgorde zetten

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  • vocabulaire: apprendres 2 en 4
  • Lire - les devoirs
  • zinsvolgorde - onderdeel toets
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik woordjes herhaald
  • weet ik in hoeverre ik een leestekst goed begrepen heb
  • kan ik zinnen in de juiste volgorde zetten

Slide 1 - Diapositive

Leren apprendres 2 en 4
F-N
blz 120

Daarna battle A2C -A2E
timer
8:00

Slide 2 - Diapositive

Nakijken lire
Exercice 6 
blz 95 en 96

Huiswerkcontrole

Slide 3 - Diapositive

Exercice 6

Wie is verliefd op zijn beste vriendin?
Wie is fan van een zanger?
Wie is verlegen?
Wie is er gestresst?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Exercice 6
1 A, B
2 a groter maakt dan het is
 b ga sporten, ga met je vrienden uit en doe een beetje je huiswerk
 c Hugo vindt dat Timour rustig met zijn ouders moet praten, ze zijn ongerust over zijn toekomst.
 d Zij vinden dat Timour overdrijft en dat een slecht cijfer niet zo erg is. Hun advies aan Timour is: praat erover met je ouders, sport, ga uit en blijf je huiswerk doen.
3 Bijv: Hij/zij blijft uit verlegenheid liever anoniem (misschien omdat hij/zij zich schaamt)
4 Zij houdt spreekbeurten samen met een vriend / vriendin. Zij voelt zich dan minder verlegen.

Slide 6 - Diapositive

Exercice 6
5 Tristan vertelt dat hij vroeger op school ook verlegen was. Hij is gaan toneelspelen samen met een vriend en dat heeft hem erg geholpen. Hij is nog steeds verlegen, maar niet meer bang als hij in het openbaar moet spreken. Hij voelt zich dan een andere persoon. Hij durft ook te antwoorden als de leraren hem een vraag stellen. Hij raadt Anonyme aan ook te gaan toneelspelen.
6 Hij is verliefd geworden op zijn beste vriendin. Hij durft het niet tegen haar te zeggen, want hij is bang haar te verliezen.
7 1 Benjamin
 2 Chloé
 3 Arthur
4 Emilie

Slide 7 - Diapositive

Exercice 6
8 Deze bijdrage gaat niet over ‘een probleem’.
9 a Marie vindt Benjamin Biolay charmant.
 b bovendien
10 Elise niet, want Benjamin Biolay laat haar koud. Bachir wel, hij was tevreden over zijn concert.
11 Op Mattys, want de test gaat over liefde en Mattys is verliefd.
12 Eigen antwoord.
13 ik bloos
14 a -
 b 1 Autrefois, j’étais aussi amoureuse d’une fille.
  2 Mais c’est fini, elle ne m’aime plus.
  3 D’abord, j’ai pleuré,
  4 En plus, je ne voulais plus sortir, je restais dans ma chambre.
  5 Pourtant, un jour, j’ai décidé de revoir mes amis.
  6 Et voilà ! Enfin, je ne suis plus du tout triste !
  7 Donc, arrête de pleurer !
  8 Sors avec tes amis parce que c’est beaucoup mieux !

Slide 8 - Diapositive

Blz 97 - vraag 14
1 Autrefois, j’étais aussi amoureuse d’une fille.
  2 Mais c’est fini, elle ne m’aime plus.
  3 D’abord, j’ai pleuré,
  4 En plus, je ne voulais plus sortir, je restais dans ma chambre.
  5 Pourtant, un jour, j’ai décidé de revoir mes amis.
  6 Et voilà ! Enfin, je ne suis plus du tout triste !
  7 Donc, arrête de pleurer !
 8 Sors avec tes amis parce que c’est beaucoup mieux !

Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden
Maak het werkblad
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Antwoorden
1. d'abord
2. donc
3. mais
4. parce que
5. donc
6. si
7. mais
8. ensuite
9. aussi
10. pourtant
11. en plus

Slide 11 - Diapositive

Exerice 24 a et b
blz 116

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

B
 1 Roman est triste. Il pleure mais ses amis ont une idée. Ils offrent des cadeaux à Roman. Et maintenant Roman est joyeux !

 2 Inès est heureuse parce qu’il fait du soleil. Elle va à la piscine avec ses amis. Inès et ses amis mangent une glace au café de la piscine.

Slide 14 - Diapositive

3 Ahmad est à la maison. Il est triste. Son téléphone sonne. C’est Lilia ! Lilia invite Ahmad à aller au cinéma. Ahmad est très content et répond d’accord. Ils vont ensemble au cinéma.

 

Slide 15 - Diapositive

 4 Lilou est stressée. Elle a trop de devoirs à faire pour l’interro ! Mais elle a une très bonne note ! 18/20 ! Son prof est content ! Maintenant Lilou est soulagée. Elle va faire la fête avec ses amis.

Slide 16 - Diapositive

L'ordre de la phrase
Hoe maak je een zin in het Frans?

Slide 17 - Diapositive

L'ordre de la phrase
NL: Mijn moeder    heeft    een mooi boek.     
FR: Ma mère    a    un beau livre.

NL: Mijn vader    kijkt    een film.    
FR: Mon père    regarde    un film.    
               
NL: Mijn moeder     heeft    een appel    gegeten.
FR: Ma mère     a mangé    une pomme.    

Slide 18 - Diapositive

Zet de woorden in de juiste volgorde.
AIDE
Sleep de woorden naar de juiste plek in de zin. Hierbij moet je goed kijken naar de woordvolgorde die je in de vorige dia hebt geleerd. Het onderwerp komt eerst, dan het gezegde en dan het lijdend voorwerp. 
1
2
3
Carla et Thomas
sont
riches

Slide 19 - Question de remorquage

Zet de woorden in de goede volgorde. 
J'aime
faire
du
sport!

Slide 20 - Question de remorquage

Zet de woorden in de goede volgorde. 
Lisa
fait
de
l'équitation

Slide 21 - Question de remorquage

Zet de woorden in de goede volgorde
Elle
fait
du
foot

Slide 22 - Question de remorquage

Zet in de juiste volgorde:
chante - je - une chanson

Slide 23 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde:
ennuyeux - très - livre - est - ce

Slide 24 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde:
drôle - trouve - histoire - je - l’

Slide 25 - Question ouverte

Woordvolgorde: tijd 
Tijd: staat aan het begin van de zin
Ik heb gisteren een appel gegeten
Hier j'ai mangé une pomme

Zij heeft zaterdag een appel gegeten
Samedi elle a mangé une pomme

Slide 26 - Diapositive

L'ordre de la phrase

               
NL: Mijn moeder     heeft    een appel    gegeten.
FR: Ma mère     a mangé    une pomme.    

Slide 27 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
question - elle - a - demandé - une

Slide 28 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde:
a- cette- question - elle - hier - demande

Slide 29 - Question ouverte

n' - regardé - nous - la - télevision - avons - pas

Slide 30 - Question ouverte

mieux - je - me - maintenant - sens

Slide 31 - Question ouverte

vendredi - j' - mangé - le poisson - ai

Slide 32 - Question ouverte

de - équipe - fière - Elle - très - est - son

Slide 33 - Question ouverte

chaud - il - a - soleil - J’ - y - trop - ai - de - parce que

Slide 34 - Question ouverte

Ik begrijp hoe de woordvolgorde in het Frans werkt. Ik moet misschien nog even spieken, maar ik snap het wel.
A
ja, ik begrijp het.
B
nee, helemaal niet.

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Vidéo