Blok 2, Les 1: bewegen, sport en spel

Bewegen, sport en spel
1 / 22
suivant
Slide 1: Carte mentale
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bewegen, sport en spel

Slide 1 - Carte mentale

atletisch
Sportief en gespierd.

'Twan is erg atletisch. Hij is gespierd en kan heel hard rennen.'

Slide 2 - Diapositive

Vind jij een atletisch lichaam mooi?
Ja
Ik weet het niet
Nee

Slide 3 - Sondage

sjokken
 Zwaar en slepend lopen.

'Tamar sjokt het veld op. Ze heeft helemaal geen zin om te sporten.'


Slide 4 - Diapositive

snellen
 Snel ergens heen lopen of rennen.

'Nyah pakt het stokje over en snelt verder. Ze rent snel weg.'

Slide 5 - Diapositive

lopen
snellen
aanstormen

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

aanstormen
Snel en hard dichterbij komen.

'Senna komt aanstormen over de atletiekbaan. Ze rent hard op haar team af.'

Slide 8 - Diapositive

Waar zou jij voor aan komen stormen?

Slide 9 - Question ouverte

afleggen
Een bepaalde afstand lopen of rijden.

'Alle atleten moeten dezelfde afstand afleggen.'

Slide 10 - Diapositive

Wat is de grootste afstand die jij ooit hebt afgelegd. Waar was dat naartoe?

Slide 11 - Question ouverte

de concurrent
 Iemand die jou of anderen probeert te verslaan.

'Daisy rent zo hard als ze kan om haar concurrent voor te blijven.'

Slide 12 - Diapositive

Kun je twee concurrenten van elkaar opnoemen?

Slide 13 - Question ouverte

de koploper
 Iemand die tijdens de wedstrijd het beste is en lijkt te gaan winnen.

'Ivan is al bijna de hele wedstrijd koploper. Zou hij gaan winnen?'

Slide 14 - Diapositive

Wie is de koploper op het plaatje hiernaast?
A
Ajax
B
Feyenoord
C
PSV
D
AZ

Slide 15 - Quiz

de estafette
 Snelheidswedstrijd tussen teams waarbij ieder teamlid een stukje aflegt.

'De estafette is erg spannend. De verschillen tussen de teams zijn klein.'

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Maak een zin met de woorden 'rakelings' en 'ontwijken'.

Slide 19 - Question ouverte

de tactiek
Een plan dat je maakt om een doel te halen.

'De coach bespreekt voor de wedstrijd de tactiek met het team'

Slide 20 - Diapositive

Wat zou jouw tactiek zijn tijdens een hardloopwedstrijd?

Slide 21 - Question ouverte

de trofee
Een voorwerp dat je krijgt als je de wedstrijd hebt gewonnen.

 'Bij het podium kun je de trofee die klaarstaat voor de winnaar bekijken.'

Slide 22 - Diapositive