C1 Repaso unidad 3

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Herhaling unidad 3

- woordenschat la familia

- woorden unidad 3

- regelmatige werkwoorden kunnen vervoegen

- werkwoord tener

- bezittelijke voornaamwoorden

- klokkijken

Vul aan met het juiste woord:
El padre de mi padre es mi ...

Vul aan met het juiste woord:
La hermana de mi madre es mi ...

Vervoegingen regelmatige werkwoorden

1) het hele werkwoord eindigt altijd op: -ar / -er / -ir

2) maak eerst de stam: -ar / -er / -ir er van af halen

3) de juiste vervoeging erachter zetten

Regelmatige werkwoorden

	(praten) habl ar	(eten) com er	(wonen/leven) viv ir
yo	habl o	com o	viv o
tú	habl as	com es	viv es
él/ella/usted	habl a	com e	viv e
nosotros(-as)	habl amos	com emos	viv imos
vosotros(-as)	habl áis	com éis	viv ís
ellos/ellas/ustedes	habl an	com en	viv en

Mi compañera ... (estudiar) mucho.

Nosotros ... (vivir) en Dordrecht.

Mis padres ... (vender) su casa.

Yo ... (trabajar) en un restaurante.

Vosotros ... (escribir) un mail.

Sus amigos ... (comer) paella.

tener = hebben

yo	tengo
tú	tienes
él/ella/usted	tiene
nosotros	tenemos
vosotros	tenéis
ellos/ellas/ustedes	tienen

Let op:

bij leeftijd ALTIJD het werkwoord tener gebruiken

Vertaal: Heb je broers/zussen?

Vertaal: Mijn broers zijn 16 jaar.

Vertaal: Hoe oud zijn jullie?

Bezittelijke voornaamwoorden

mijn	mi - mis
jouw	tu - tus
zijn / haar / uw	su - sus
ons / onze	nuestro/a/os/as
jullie	vuestro/a/os/as
hun	su - sus

(ons) ... casa

(hun) ... perro

(haar) ... libros

Schrijf voluit: 15:45

Schrijf voluit: 13:20

Schrijf voluit: 13:35

deberes para el 13 de enero

1) leren woorden en frases claves unidad 3

2) leren alle grammatica unidad 3 

(doe dit door alle LessonUp lessen unidad 3 te leren!)

3) Deze les afmaken