Maak van de persoonsvorm een voltooid deelwoord.
Zet het lijdend voorwerp van de zin als onderwerp in de nieuwe zin.
Zet een vorm van worden achter het onderwerp (tijd, aantal).
Neem het onderwerp zet het woordje door ervoor.
Lees de zin na, klopt de zin? Heb je alle woorden?