vmbo 3 - hoofdstuk § 3 quiz

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

VANDAAG

Oefening massaverhoudingen 

Uitleg  overmaat & opschalen

Quiz 

(Zelf aan de slag)

Natrium en chloor reageren in de massaverhouding

 2 : 3 met elkaar en vormen dan keukenzout.

1. Geef het reactieschema van deze reactie. 

2. Je hebt 25 gram natrium, hoe veel gram chloor heb je   

     nodig?  

natrium 

+

chloor

keukenzout

(s)

(s)

(g)

2

:

3

Gegeven:

Gevraagd:

Berekening:

massaverhouding natrium : chloor 2 : 3, 

25 gram natrium

hoeveelheid chloor

natrium
chloor

2

3

25

1

:2

:2

x 25

x 25

...

37,5

Antwoord:

Je hebt 37,5 gram chloor nodig.

Quiz herhaling § 3.1- § 3.3  

Ontleding is een reactie...

1. met zuurstof
2. met één beginstof en meerdere reactieproducten
3. met één beginstof en één reactieproduct
4. met twee beginstoffen en één reactieproduct

Scheiden of
ontleden?

1. Scheiden
2. Ontleden

Is dit wel of geen chemische reactie:
De stoffen vóór een gebeurtenis zijn anders dan de stoffen erna.

1. een chemische reactie
2. geen chemische reactie

Hoe wordt de ontleding door licht ook wel genoemd?

Hoe wordt de ontleding door elektriciteit ook wel genoemd?

Hoe wordt de ontleding door warmte ook wel genoemd?

De stof water wordt ontleed in waterstof en zuurstof.
Wat is het juiste reactieschema?

1. 
2. 
3. 
4. 

Je hebt een onbekend gas in een reageerbuis.  

Je houdt een vlam bij de opening van een omgekeerde reageerbuis.  Je hoort een knal/kefje.

Je hebt een onbekend gas in een reageerbuis. Je houdt een gloeiend houtje in de reageerbuis. Het houtje gloeid op! 

Het onbekende gas is zuurstof.

Het onbekende gas is waterstof.

Schrijf de wet van massabehoud op!

De massaverhouding waarin
waterstofchloride en ammoniak reageren, is 15 : 7
Welke van de volgende massaverhoudingen is niet juist?

1. 15 gram waterstofchloride reageert met 7 gram ammoniak.
2. 30 gram waterstofchloride reageert met 14 gram ammoniak.
3. 15 moleculen waterstofchloride reageren met 7 moleculen ammoniak.
4. 7 gram waterstofchloride reageert met 15 gram ammoniak

Schrijf op:
1.Wat kun je al goed van § 3?
2.Waarmee moet je nog oefenen van § 3?