Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Diapositive
Bij de overgang van de slokdarm naar de maag verandert de pH van ongeveer 7 naar ongeveer 2. Dit wordt veroorzaakt door:
A
het splitsen van moleculen in het voedsel, waardoor er zuurgroepen ontstaan
B
de maagsapklieren die HCl afscheiden in de maagholte
C
bacteriën die zuren afscheiden
Slide 2 - Quiz
Bij de overgang van de maag naar de twaalfvingerige darm verandert de pH van ongeveer 2 naar ongeveer 8. Dit wordt veroorzaakt door:
A
het splitsen van moleculen in het voedsel, waardoor er basische groepen ontstaan.
B
de alvleesklier die HCO3 afscheidt, waardoor de zure maaginhoud wordt geneutraliseerd.
C
de gal die zuur bindt.
D
de vetten die gesplitst worden waardoor er heel veel vetzuren ontstaan die zorgen voor een hoge pH.
Slide 3 - Quiz
Waar in je lichaam verteer je koolhydraten?
wel
niet
mond
maag
12- vingerige darm
dunne darm
Slide 4 - Question de remorquage
Waar in je lichaam verteer je eiwitten?
wel
niet
mond
maag
12- vingerige darm
dunne darm
Slide 5 - Question de remorquage
Waar in je lichaam verteer je vetten?
wel
niet
mond
maag
12- vingerige darm
dunne darm
Slide 6 - Question de remorquage
Eenmaal verteerd worden de verteringsproducten opgenomen in de dunne darmwand. Waar gaan de verteringsproducten dan naar toe?
Slide 7 - Question ouverte
Leerdoel 1
Je kunt uitleggen welke rol de lever speelt bij de verwerking van aminozuren.
Slide 8 - Diapositive
Lever: de stofwisselingscentrale
stoffen afbreken, omvormen, produceren, opslaan
Vorming niet-essentiële aminozuren en eiwitten
Bloedsuikerspiegel constant houden (glucose concentratie in het bloed)
Slide 9 - Diapositive
Aminozuren en eiwitten
Lever zorgt ervoor dat er voldoende van de juiste aminozuren zijn (niet-essentiële omzetten/ bijmaken)
Vormen bloedeiwitten: stollingseiwitten, transporteiwitten en bloedeiwitten voor de osmotische waarde v/h bloed
Slide 10 - Diapositive
De lever kan aminozuren omzetten en zelf produceren. Welke soort aminozuren zijn dit?
A
Essentiële aminozuren
B
Niet essentiële aminozuren
Slide 11 - Quiz
te veel aminozuren
... worden afgebroken en niet opgeslagen
aminogroep omgezet in ureum, afgegeven aan bloed en de nieren filteren het eruit en stopt ureum in je urine
de rest wordt verbrand of omgezet in vetzuren en glycogeen opgeslagen als vet
Slide 12 - Diapositive
Leerdoel 2
Je kunt uitleggen hoe de lever bijdraagt aan het constant houden van het glucosegehalte van het bloed.
Slide 13 - Diapositive
Glucose & glycogeen
- De lever slaat te veel glucose op in de vorm van glycogeen (alleen levercellen en spiercellen kunnen dit).
- Is er te weinig glucose in het bloed, dan wordt glycogeen weer omgezet in glucose en afgegeven aan bloed.
Slide 14 - Diapositive
Je lever kan glucose assimileren tot glycogeen. Dit gebeurt verder alleen in spiercellen. Waarom zullen juist spiercellen glycogeen opslaan?
Slide 15 - Question ouverte
Hoe regel je het glucosegehalte van je bloed?
Je lichaam heeft glucose nodig. Glucose is ‘brandstof’ voor je lichaam. Het geeft je energie om te bewegen, warm te blijven en voor alle processen die in je lichaam plaatsvinden.
Je lichaam regelt de hoeveelheid glucose in je bloed met twee hormonen: insuline en glucagon.
Deze hormonen worden geproduceerd in de alvleesklier.
Slide 16 - Diapositive
Bloedsuikerspiegel = concentratie glucose in bloed
Wanneer is je bloedsuikerspiegel hoog?
Slide 17 - Diapositive
Waarom is glucose eigenlijk zo belangrijk?
Slide 18 - Question ouverte
Geef de verbrandingsformule
Slide 19 - Question ouverte
Wat zijn gevolgen van een te lage bloedsuikerspiegel? (T1)
Slide 20 - Question ouverte
Wat zijn de gevolgen van een te hoge bloedsuikerspiegel? (T2)
Slide 21 - Question ouverte
Regeling van bloedsuikerspiegel
Glucose wordt omgezet tot glycogeen door insuline
Glycogeen wordt omgezet tot glucose door glucagon
Insuline en glucagon worden aangemaakt in de alvleesklier
Slide 22 - Diapositive
Je bloedsuikerspiegel is erg hoog, welk hormoon wordt afgegeven?
A
Insuline
B
Glucose
C
Glycogeen
D
Glucagon
Slide 23 - Quiz
Insuline
Twee taken
1. omzetten glucose in glycogeen
2. zorgt ervoor dat celmembraan glucose doorlaat
Slide 24 - Diapositive
Regeling van de hoeveelheid glucose in het bloed
Slide 25 - Diapositive
Suikerziekte/Diabetes
Zelf geen constante bloedsuikerspiegel hebben De regeling van glucose werkt niet goed:
Cellen nemen te weinig glucose uit het bloed op -> moe
De spieren en de lever slaan te weinig glucose op -> bloedglucose te hoog
De nieren halen het teveel aan glucose uit het bloed en de patiënt plast het vervolgens uit (= test ziekenhuis)
Slide 26 - Diapositive
biologiepagina.nl
Slide 27 - Lien
Slide 28 - Diapositive
Er zijn twee soorten diabetes
Bij diabetes type 1 zijn de alvleeskliercellen die insuline maken beschadigd. Hierdoor maakt de alvleesklier onvoldoende insuline.
Bij diabetes type 2 zijn de lichaamscellen ongevoelig geworden voor insuline. Hierdoor werkt het hormoon niet goed meer. Diabetes type 2 komt veel voor bij mensen met overgewicht, die weinig bewegen.
Slide 29 - Diapositive
Zijn diabetes type I en type II te genezen? Zo ja, hoe dan?
Slide 30 - Question ouverte
Langdurige gevolgen diabetes
Bij langdurige diabetes zonder diagnose kan uiteindelijk een amputatie van een voet/been nodig zijn. Diabetes zorgt voor nauwere bloedvaten. Door de slechtere doorbloeding genezen wondjes bijzonder slecht wat kan leiden tot ernstige infecties.
Slide 31 - Diapositive
Aan de bak!
Wat? - Maak een samenvatting van de volgende twee onderdelen van paragraaf 13.1 - Glucosegehalte van het bloed - Aminozuren en eiwitten