Donderdag 11 november A2a en B1a

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Wat betekent voorkomen?

1. Op bezoek gaan.
2. Denken dat er iets ergs gebeurt.
3. Nablijven.
4. Zorgen dat iets niet gebeurt.

Wat betekent de overheid?

1. De regering van een land.
2. Wat er over is.
3. De koning en de koningin.
4. Mensen die bij de brandweer werken.

Wat is de campagne?

1. Een drankje dat je drinkt tijdens oud&nieuw.
2. De reclame
3. De actie om iets bekend te maken.
4. Een video op youtube.

Wat is waarschuwen?

1. Niet luisteren.
2. Zeggen dat je moet opletten, omdat er gevaar is.
3. Denken dat het heel veilig is.
4. Straf geven.

Wat is het gevolg?

1. Iets wat door iets anders gebeurt.
2. Iets waardoor het komt.
3. Mensen die je volgen.
4. De oorzaak.

Wat is enorm?

1. Weinig
2. Gelukkig
3. Een soort garnaal
4. Heel erg

Wat is uitpakken?

1. Beginnen
2. Dichtdoen
3. Aflopen
4. Verstoppen

Wat is bepalen?

1. Beslissen
2. Over nadenken
3. Genieten
4. Uitzetten

Wat is gênant?

1. Iets waar je trots op bent.
2. Een soort grote vogel.
3. Een groot bord spaghetti.
4. Iets waar je je een beetje voor schaamt.

Wat is het nadeel?

1. De positieve kant van iets.
2. De vervelende kant van iets.
3. Als je te laat komt.
4. Iemand die spullen kapot maakt.

Uitwisselen

1. Lees de zinnen van je buurman/buurvrouw.

2. Wat is goed en wat kan beter?

3. Bespreek de zinnen met je buurman/buurvouw.

4. Kies samen 1 zin die jullie het mooiste vinden. 

Deel je mooiste zin.
(Schrijf hoofdletters en punten)