Grammatik B - De der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval

Grammatik E  - De der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval
Kapitel 5.5
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatik E  - De der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval
Kapitel 5.5

Slide 1 - Diapositive

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp (1e naamval) te bepalen?

Slide 2 - Question ouverte

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp (4e naamval) te bepalen?

Slide 3 - Question ouverte

Ich backe eine Torte.

het woord "backe" is
A
lijdend voorwerp
B
voorzetsel
C
onderwerp
D
gezegde

Slide 4 - Quiz

Ich backe eine Torte.

het woord "Ich" is
A
lijdend voorwerp
B
voorzetsel
C
onderwerp
D
gezegde

Slide 5 - Quiz

Ich backe eine Torte.

"eine Torte" is
A
lijdend voorwerp
B
voorzetsel
C
onderwerp
D
gezegde

Slide 6 - Quiz

Grammatik E: DER-Gruppe und EIN-Gruppe
(S. 76 und 77)
DER-Gruppe:
de bepaalde lidwoorden (der, die, das) en dies-, jed-, manch-, solch-, all- en welch-.

EIN-Gruppe:
ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer / eure, ihr- en Ihr-.

Slide 7 - Diapositive

DER-Gruppe

Slide 8 - Diapositive

EIN-Gruppe

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Vul de zin aan:
Ich sehe d..... Mann (m, 4).
A
der
B
die
C
den

Slide 11 - Quiz

Vul de zin aan:
Ich möchte ein.... Apfelsaft (m, 4)
A
eine
B
einen
C
ein

Slide 12 - Quiz

Vul de zin aan:
D… Frau liest ein Buch. (v, 1)
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Vul de zin aan:
Ein…. Kind spielt im Park. (o, 1)
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 14 - Quiz

En nu jullie! :-) 
Stappenplan om de juiste naamval te vinden:
1. Der of Ein-Gruppe?
2. Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord: m, v, o, mv?
4. Bepaal de functie van het zinsdeel:
o Onderwerp (wie/wat + gezegde) > Gebruik de eerste naamval.
o Lijdend voorwerp (wat + gezegde + ond) > Gebruik de vierde naamval.
5. Kijk in de der- of ein-Gruppe en gebruik de juiste naamval.


Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt de lidwoorden in de eerste en vierde naamval toepassen
Je kent de woorden van 5.1 en 5.2 

Slide 16 - Diapositive

Programma 
Herhalen zinsontleding
Lesson up 1e en 4e naamval
woordentrainer 5.1 en 5.2 

Slide 17 - Diapositive

De bepaalde lidwoorden en dies-, jed-, jen-, manch-, solch- etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 18 - Quiz

De onbepaalde lidwoorden en mein-, dein, sein-, unser- etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 19 - Quiz

Bekijk schema van de der-Gruppe (Seite 104). Bij welke geslacht zijn de vormen van de 1e en 4e naamval niet hetzelfde?

Slide 20 - Question ouverte

Wat valt je in het schema van de ein-Gruppe (Textbuch Seite 104) op aan de 1e naamval mannelijk en de 1e en 4e naamval onzijdig?

Slide 21 - Question ouverte

DUS.........
Zie samenvatting volgende slides.

Slide 22 - Diapositive

1e en 4e naamval der/ein-groep
Maak een aantal van de oefeningen  opnieuw  als je deze grammatica nog lastig vindt of ga aan de slag met de oefeningen die je bij de volgende links vindt.

Slide 23 - Diapositive