Paragraaf 7.4: Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • Herhaling paragraaf 7.3: Het zenuwstelsel

  • Uitleg paragraaf 7.4: autonome zenuwstelsel en reflexen 

  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Herhalen vorige les
Basisstof 3: Het zenuwstelsel

  1. Je kunt de bouw en signaalverwerking van verschillende typen neuronen beschrijven.
  2. Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 3 - Diapositive

Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 4 - Quiz

Het zenuwstelsel kan op grond van de bouw worden ingedeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Welk neuron is
een sensorisch
neuron?
A
Neuron 1
B
Neuron 2
C
Neuron 3

Slide 6 - Quiz

Wat is de volgorde van neuronen in een reflexboog?
A
Motorneuron - schakelcel - sensorische neuron
B
Schakelcel - motorneuron - sensorische neuron
C
Sensorische neuron - motorneuron - schakelcel
D
Sensorische neuron - schakelcel - motorneuron

Slide 7 - Quiz

De functies van het zenuwstelsel

A
impulsen verwerken die van de zintuigen komen
B
zintuigcellen verwerken
C
prikkels opvangen

Slide 8 - Quiz

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 9 - Quiz

Impulsoverdracht verloopt van het postsynaptisch neuron naar het presynaptisch neuron.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Paragraaf 7.4: Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 11 - Diapositive


Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 12 - Diapositive

Lesdoelen

  1. Je kunt de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven.
  2. Je kunt de werking van het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 13 - Diapositive

Reflexen
Een reflex is een aangeboren vaste, onbewuste (automatische) reactie  op een bepaalde prikkel.


Bijvoorbeeld:
De pupilreflex is een vaste reactie van de spieren in het straalvormig lichaam op een te grote hoeveelheid licht.

Slide 14 - Diapositive

Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


= de weg die de impulsen afleggen bij een reflex.


Als de impuls vanuit het hoofd komt, gaat het via de hersenstam.

Slide 15 - Diapositive

Bewuste reactie:
  • Via de hersenen
  • Denk je bij na
  • Doe je bewust/extra
  • Kan heel snel gaan, maar je hebt er over nagedacht.
Reflex:
  • NIET via de hersenen
  • Denk je NIET bij na
  • Doe je onbewust
  • Is altijd dezelfde snelle reactie
  • Beschermt je lichaam en voorkomt schade

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
  • Je autonome zenuwstelsel wordt niet beïnvloed door wat jij wil.
  • Het werkt samen met het hormoonstelsel.
  • Regelt de werking van spieren en klieren.

Slide 18 - Diapositive

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel te verdelen in:
  • Orthosympathisch: in actie (links)
  • Parasympatisch: in rust (rechts)

Grensstreng
Dubbele innervatie bij organen


Binas tabel 88L

Slide 19 - Diapositive

Lesdoelencheck

Kan ik:
- functie van reflexen en een reflexboog beschrijven?
- de werking van het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven? 

Slide 20 - Diapositive

Het autonome zenuwstelsel regelt gewilde bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 22 - Quiz

Een reflex is aangeboren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Een refleximpuls gaat niet via
A
het ruggemerg
B
de hersenstam
C
de hersenen

Slide 24 - Quiz

Wat is een reflex?
A
Een vaste snelle reactie op een bepaald impuls
B
Een vaste snelle reactie op een bepaalde prikkel
C
Een afwisselende snelle reactie op een bepaalde prikkel
D
Een afwisselende trage reactie op een bepaalde impuls

Slide 25 - Quiz

Zenuwcellen kunnen een orgaan stimuleren of afremmen in zijn werking. Hoe beïnvloeden de zenuwcellen van het autonome zenuwstelsel de maag?
A
orthosymp. stimuleert parasymp. stimuleert
B
orthosymp. stimuleert parasymp. remt
C
orthosymp. remt parasymp. stimuleert
D
orthosymp. remt parasymp. remt

Slide 26 - Quiz

Wat is een onderverdeling van het autonome zenuwstelsel?
A
centraal en perifere zenuwstelsel
B
axon en dendriet
C
parasympatisch en orthosympatisch
D
motorische en sensorische zenuw

Slide 27 - Quiz

Kan een terugtrek-reflex nog optreden als in de reflexboog de zenuwcellen R zijn uitgeschakeld?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 29 - Quiz

Een reflex verloopt automatisch.
Word je je bewust van een reflex?
A
Nee, want het gaat automatisch
B
Nee, nooit
C
Ja, direct
D
Ja, later

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!
 

Paragraaf 7.4: Opdrachten  39 t/m 49
















Slide 31 - Diapositive