Haben und sein verleden tijd en voltooid deelwoord
Zet in de juiste vorm, en verleden tijd
(sein) ihr gestern in Klundert?
(sein) ihr gestern in Klundert?
1 / 21
Éléments de cette leçon
Zet in de juiste vorm, en verleden tijd
(sein) ihr gestern in Klundert?
(sein) ihr gestern in Klundert?
Slide 1 - Question ouverte
Zet in de juiste vorm in de verleden tijd
(sein) ihr Auto (= haar auto) grün?
(sein) ihr Auto (= haar auto) grün?
Slide 2 - Question ouverte
Wir (haben) gestern eine Prüfung (=toets)
Slide 3 - Question ouverte
Da (haben) du Glück!
Slide 4 - Question ouverte
(Sein) ihr auch auf einem Konzert?
Slide 5 - Question ouverte
Ja, ich (sein) in einem Museum!
Slide 6 - Question ouverte
Meine Freunde (sein) in Amerika.
Slide 7 - Question ouverte
Werkwoorden, Voltooid deelwoord
Du (sein)____________ in China ..........(was ... geweest)
Du (sein)____________ in China ..........(was ... geweest)
Slide 8 - Question ouverte
Du (sein) in Hamburg
Slide 9 - Question ouverte
Gestern (sein)_____(verleden tijd) der letzte Spieltag (sein)_____________
Slide 10 - Question ouverte
Ihr (haben)_____ gestern Besuch von meiner Tante _____________ (haben)
Slide 11 - Question ouverte
Übersetze ins Deutsche
Hij is in Berlijn geweest.
Hij is in Berlijn geweest.
Slide 12 - Question ouverte
Ik ben het dorp geweest
Slide 13 - Question ouverte
Hij heeft gisteren Engels gehad.
Slide 14 - Question ouverte
Mijn vrienden hebben gisteren een feestje gehad.
Slide 15 - Question ouverte
Ik heb corona gehad
Slide 16 - Question ouverte
Waar ben jij geweest?
Slide 17 - Question ouverte
Ja, ik heb geluk gehad.
Slide 18 - Question ouverte
Ben jij donderdag in de bioscoop geweest?
Slide 19 - Question ouverte
Ik had maandag mijn verjaardag
Slide 20 - Question ouverte
Nee, ich was bij mijn nicht.
