VCA oefenvragen H2

H2
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
VCAMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

H2

Slide 1 - Diapositive

1. Wat betekent LMRA?
A
Laatste Minuut Risico Analyse
B
Lichamelijke Monitoring Risico Arbeid
C
Lokale Meetbare Risico Activiteit
D
Langdurige Maatregel Risico Aanpak

Slide 2 - Quiz

2. Als je medicijnen gebruikt die het reactievermogen beïnvloeden dan moet je het volgende doen:
A
Thuisblijven en niet gaan werken.
B
Gewoon gaan werken.
C
Dit mededelen aan je leidinggevende.

Slide 3 - Quiz

3. Wanneer voer je een LMRA uit?
A
Alleen na een pauze
B
Voor de start van iedere taak
C
Eén keer per maand
D
Als de leidinggevende dat vraagt

Slide 4 - Quiz

4. Waar kijk je naar bij een LMRA
A
Of je je lunch bij je hebt
B
Of je instructies kent
C
Of de werkomgeving veilig is
D
Of het gereedschap nieuw is

Slide 5 - Quiz

5. Wat doe je als de LMRA een risico oplevert?
A
Meteen beginnen
B
Overleggen met je collega
C
Het melden en niet beginnen
D
Wachten tot het minder druk is

Slide 6 - Quiz

6. Onveilige handeling of onveilige situatie?

Een natte werkvloer.
A
Onveilige handeling
B
Onveilige situatie

Slide 7 - Quiz

7. Onveilige handeling of onveilige situatie?

Veel drukte op de werkvloer.
A
Onveilige handeling
B
Onveilige situatie

Slide 8 - Quiz

8. Waarvoor wordt een TRA gebruikt?
A
Voor het vastleggen van werktijden
B
Voor het evalueren van pauzes
C
In kaart brengen van risico’s complexe werkzaamheden
D
Voor het aanvragen van vakantiedagen

Slide 9 - Quiz

9. Werken op een plek met veel lawaai verhoogt het risico op ongevallen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

10. Wie stelt een TRA op?
A
De medewerker
B
Een leidinggevende of veiligheidskundige
C
De klant
D
De overheid

Slide 11 - Quiz

11. Wat is de beste methode om de risico's te verkleinen?
A
Aanpak bij de bron.
B
Het gebruiken van veilige machines.
C
Het goed gebruiken van PBM's (persoonlijke beschermingsmiddelen)

Slide 12 - Quiz

12.Wat is het doel van een werkvergunning?
A
Medewerkers toegang geven tot het gebouw
B
Toestemming geven voor risicovolle werkzaamheden
C
Loon uitbetalen
D
Bezoekers aanmelden

Slide 13 - Quiz

13. Wat moet je doen als je een onveilige situatie ziet?
A
Niets, dat is niet jouw verantwoordelijkheid
B
Doorgaan met werken
C
Melden bij de leidinggevende
D
Pas handelen als er een ongeval gebeurt

Slide 14 - Quiz

14. Wat staat er meestal in een werkvergunning?
A
De werktijden van het personeel
B
De instructies en voorzorgsmaatregelen
C
De pauze-indeling
D
De projectbegroting

Slide 15 - Quiz

15. Wat betekent ‘veiligstellen van een machine’?
A
De machine sneller laten draaien
B
De machine afzetten met lint
C
Zorgen dat de machine niet onverwacht in werking kan treden
D
De machine inpakken

Slide 16 - Quiz

16. Wat is een juiste volgorde bij het veiligstellen van een machine?
A
Uitzetten, afsluiten, controleren
B
Aansluiten, testen, opstarten
C
Gebruiken, schoonmaken, wegzetten
D
Inschakelen, controleren, starten

Slide 17 - Quiz

17. Wat is lock-out/tag-out?
A
Werken met gehoorbescherming
B
Een machine op afstand bedienen
C
Veiligstellen met sloten en labels
D
Inloggen met gebruikerscode

Slide 18 - Quiz

18. Volgens de Arbowet is veiligheid alleen een zaak voor de werkgever.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

19. Wat is belangrijk als je aan een machine werkt die net is uitgeschakeld?
A
Eerst eten
B
Direct starten
C
Controleren of er nog restenergie aanwezig is
D
Alleen het snoer verwijderen

Slide 20 - Quiz

20. De CE-markering geeft aan dat een product veilig is om mee te werken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

21. De werknemer moet bijna-ongevallen doorgeven aan de arbeidsinspectie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

22. Werknemers hebben het recht het werk te onderbreken bij een ernstig gevaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

23. Bij het niet naleven van de voorschriften kan de arbeidsinspectie ook aan werknemers een boete uitdelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

24. Het doel van de milieuwetgeving is het gebruik van gevaarlijke stoffen te verbieden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

25. Wat is een plan van aanpak?
A
Een ongevallenregistratie
B
Een checklist voor PBM’s
C
Een actieplan om risico’s te verminderen
D
Een handleiding voor machines

Slide 26 - Quiz

26. Wat is een voorbeeld van bronaanpak?
A
Een veiligheidshelm dragen
B
Een machine afschermen
C
Vervangend materiaal gebruiken dat minder gevaarlijk is
D
Werkinstructies geven

Slide 27 - Quiz