H6 Urineonderzoek
1 / 42
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke urine onderzoek je het liefst?
A
Ochtendurine
B
Middagurine
C
Avondurine
D
Verzamelmonster van een dag
Slide 2 - Quiz
Waarom wil je het liefst ochtendurine bij onderzoek?
A
Anders gaat de pH omlaag
B
Anders gaat de pH omhoog
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Hoe herken je leucocyten?
A
Kleine ronde bloedcellen
B
Grote ronde bloedcellen
C
Lege cellen
D
Nauwelijks zichtbaar in urine
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Hoe herken je erytrocyten?
A
Kleine cellen met duidelijke kern
B
Grote bloedcellen zonder kern
C
Kleine cellen zonder kern
D
Grote bloedcellen met duidelijke kern
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Welke vormen bacteriën zijn er?
A
Staven, kokken en cylindervormig
B
Cylindervormig, kokken en spiraalvormig
C
Spiraalvormig, staven en kokken
D
Staven, spiraalvormig en cylindervormig
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Welk kristal zie je op de afbeelding?
A
Struviet
B
Calciumoxalaat
C
Cystine
D
Uraat
Slide 29 - Quiz
Uit welke onderdelen bestaat struviet?
A
Calcium-oxalaat
B
Chloride-natrium-fosfaat
C
Magnesium-ammonium-fosfaat
D
Calcium-magnesium-ammonia
