wie doet wat wanneer hoe
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De bakker bakt een groot brood in de bakkerij.
wie?
wie?
A
de bakker
B
bakt
C
een brood
D
in de bakkerij
Slide 2 - Quiz
De bakker bakt een groot brood in de bakkerij.
waar?
waar?
A
de bakker
B
bakt
C
een brood
D
in de bakkerij
Slide 3 - Quiz
De bakker bakt een groot brood in de bakkerij.
doet?
doet?
A
de bakker
B
bakt
C
groot
D
in de bakkerij
Slide 4 - Quiz
De bakker bakt een groot brood in de bakkerij.
doet?
doet?
A
de bakker
B
bakt
C
groot
D
in de bakkerij
Slide 5 - Quiz
De jongens spelen met twee ballen op het plein.
wat?
wat?
A
de jongens
B
spelen
C
twee
D
ballen
Slide 6 - Quiz
De jongens spelen met twee ballen op het plein.
wie?
wie?
A
de jongens
B
spelen
C
twee
D
ballen
Slide 7 - Quiz
De jongens spelen met twee ballen op het plein.
hoeveel?
hoeveel?
A
de jongens
B
spelen
C
twee
D
ballen
Slide 8 - Quiz
De jongens spelen met twee ballen op het plein.
doet?
doet?
A
de jongens
B
spelen
C
twee
D
ballen
Slide 9 - Quiz
Het is buiten warm vandaag.
hoe?
hoe?
A
is
B
buiten
C
warm
D
vandaag
Slide 10 - Quiz
Het is buiten warm vandaag.
wanneer?
wanneer?
A
is
B
buiten
C
warm
D
vandaag
Slide 11 - Quiz
Het is buiten warm vandaag.
waar?
waar?
A
is
B
buiten
C
warm
D
vandaag
Slide 12 - Quiz
Het is buiten warm vandaag.
doet?
doet?
A
is
B
buiten
C
warm
D
vandaag
Slide 13 - Quiz
De juf leest een mooi boek in de klas.
wie?
wie?
Slide 14 - Question ouverte
De juf leest een mooi boek in de klas.
doet?
doet?
Slide 15 - Question ouverte
De juf leest een mooi boek in de klas.
hoe?
hoe?
Slide 16 - Question ouverte
De juf leest een mooi boek in de klas.
waar?
waar?
