12 1vm h2 grammatica (woordsoorten) les 2

WELKOM 1B :)
Dit lesuur
  • Afmaken test jezelf 2.3
  • Huiswerk morgen: test jezelf 2.7
  • Uitleg grammatica SO
  • Blooket woorden 2.5

    Volgende week dinsdag SO Grammatica hoofdstuk 1 en 2 (1.7 en 2.7)






    1 / 12
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

    Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

    Éléments de cette leçon

    WELKOM 1B :)
    Dit lesuur
    • Afmaken test jezelf 2.3
    • Huiswerk morgen: test jezelf 2.7
    • Uitleg grammatica SO
    • Blooket woorden 2.5

      Volgende week dinsdag SO Grammatica hoofdstuk 1 en 2 (1.7 en 2.7)






      Slide 1 - Diapositive

      WELKOM 1B :)
      Dit lesuur
      • Dagopening
      • Lezen: Eigen boek
      • Test jezelf: 2.5 en 2.3

        Volgende week dinsdag SO Grammatica hoofdstuk 1 en 2 (1.7 en 2.7)






        Slide 2 - Diapositive

        WELKOM 1B :)
        Dit lesuur
        • Dagopening
        • Lezen: Eigen boek
        • Grammatica 2.7 uitleg
          - werkwoorden

        Oefenen met:
        1. zelfstandig naamwoord
        2. lidwoord
        3. werkwoord




          timer
          10:00

          Slide 3 - Diapositive

          Woordsoort: werkwoord
          Wat weten we daar al over?
          • Werkwoorden zijn de doe-woorden.
            Iets of iemand doet iets, of er gebeurt iets.

          Voorbeelden: struikelen, moeten, sneeuwen.

          Slide 4 - Diapositive

          Woordsoort: werkwoord
          Wat weten we daar al over?
          • In een zin kan de vorm van een werkwoord veranderen (vervoegen)

          Hele werkwoord: Vallen
          Hij .... van zijn stoel.

          Slide 5 - Diapositive

          Onderstreep alle werkwoorden:
          Twee Engelsen waren net naar het Franse platteland verhuisd. Ze wilden de buren graag beter leren kennen, maar dat ging niet zo makkelijk. Op een dag stond er een boer voor de deur met een grote, enge, gevaarlijke, bloeddorstige hond. Op zijn vacht zaten vlekken en kale plekken. Ook had hij waarschijnlijk net een modderbad genomen. De Engelsen wilden zich van hun beste kant laten zien en vroegen uit interesse: 'Hoe heet uw hond?' Waarop de boer antwoordde: ' Diva' 
          Klaar? 2.7, opdr: 12, 13, 16, 17,
                                           20, 21

          Slide 6 - Diapositive

          Franse humor
          Twee Engelsen waren net naar het Franse platteland verhuisd. Ze wilden de buren graag beter leren kennen, maar dat ging niet zo makkelijk. Op een dag stond er een boer voor de deur met een grote, enge, gevaarlijke, bloeddorstige hond. Op zijn vacht zaten vlekken en kale plekken. Ook had hij waarschijnlijk net een modderbad genomen. De Engelsen wilden zich van hun beste kant laten zien en vroegen uit interesse: 'Hoe heet uw hond?' Waarop de boer antwoordde: ' Diva'. 

          Slide 7 - Diapositive

          Oefenen met zn, lw en ww
          Maak (digitaal) opdr. 12, 13, 16, 17, 20, 21 van 2.7

          Klaar? Test jezelf 2.5 Woorden

          Slide 8 - Diapositive

          Zelfstandig naamwoord
          Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
          • mensen: leerlingen, tante
          • dieren: hamster, koe, paard
          • planten: tulp, eik
          • dingen: fietsband, mobieltje, stoomboot
          en ook voor:
          • namen: Eindhoven, Sarah, Sinterklaas
          • begrippen: liefde, respect

          Slide 9 - Diapositive

          Zelfstandig naamwoord
          Zelfstandige naamwoorden kun je vaak (maar niet altijd!):
          • in het meervoud zetten: pepernoot, pepernoten
          • verkleinen: pepernoot – pepernootje

          Vóór een zelfstandig naamwoord kun je meestal een lidwoord zetten:
          pepernoot, het pepernootje

          Slide 10 - Diapositive

          Lidwoord: de, het, een

          Een lidwoord (lw) staat nooit alleen. Het lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

          Bepaalde lidwoorden: de en het (als duidelijk is wat je bedoelt)
          Onbepaald lidwoord: een 

          Het meisje gaf de prachtige ketting aan een goede vriendin.



          Slide 11 - Diapositive

          Aan de slag: grammatica 2.7
          Maak van paragraaf 2.7 opdracht 4, 7, 8, 9, 10
          Kijk het gelijk na.

          Klaar? 
          Heb je de test jezelf van woorden 2.5 al gemaakt? 
          Anders oefenen met de woordtrainer van 2.5


          Slide 12 - Diapositive