Repaso libo completo A1
1 / 44
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vertaal:
Hoe is het (informeel)
Hoe is het (informeel)
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal:
ik ben achttien jaar
(schrijf het getal uit)
ik ben achttien jaar
(schrijf het getal uit)
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal:
Ik werk bij een supermarkt
Ik werk bij een supermarkt
Slide 4 - Question ouverte
Schrijf het getal op in het Spaans:
3037
3037
Slide 5 - Question ouverte
Schrijf het getal op in het Spaans:
5315
5315
Slide 6 - Question ouverte
Schrijf het getal op in het Spaans:
8996
8996
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf het getal op in het Spaans:
25
25
Slide 8 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
Ik heb
(gebruik 1 woord)
Ik heb
(gebruik 1 woord)
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
jullie hebben
(gebruik 1 woord)
jullie hebben
(gebruik 1 woord)
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
jij bent
(gebruik 1 woord)
jij bent
(gebruik 1 woord)
Slide 11 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
u bent
(gebruik 1 woord)
u bent
(gebruik 1 woord)
Slide 12 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
u wilt
(gebruik 1 woord)
u wilt
(gebruik 1 woord)
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
wij kunnen
(gebruik 1 woord)
wij kunnen
(gebruik 1 woord)
Slide 14 - Question ouverte
Vertaal naar het Spaans:
zij kunnen
(gebruik 1 woord)
zij kunnen
(gebruik 1 woord)
Slide 15 - Question ouverte
Vervoeg het werkwoord
Trabajar, tú
(gebruik 1 woord)
Trabajar, tú
(gebruik 1 woord)
Slide 16 - Question ouverte
Vervoeg het werkwoord
comer, nosotros
(gebruik 1 woord)
comer, nosotros
(gebruik 1 woord)
Slide 17 - Question ouverte
Vervoeg het werkwoord
escribir, usted
(gebruik 1 woord)
escribir, usted
(gebruik 1 woord)
Slide 18 - Question ouverte
Zet in het meervoud:
El tren
(schrijf ook het lidwoord op)
El tren
(schrijf ook het lidwoord op)
Slide 19 - Question ouverte
Vertaal:
de apotheek
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
de apotheek
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
Slide 20 - Question ouverte
Vertaal:
het zwembad
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
het zwembad
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
Slide 21 - Question ouverte
Vertaal:
Ik kom uit
Ik kom uit
Slide 22 - Question ouverte
Vertaal:
In Madrid is er
In Madrid is er
Slide 23 - Question ouverte
Vertaal:
Ik ben, Ik bevind me
Ik ben, Ik bevind me
Slide 24 - Question ouverte
Vertaal:
wij zijn, wij bevinden ons
wij zijn, wij bevinden ons
Slide 25 - Question ouverte
Vertaal:
de postcode
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
de postcode
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)
Slide 26 - Question ouverte
Vertaal:
Hier heeft u de sleutel
Hier heeft u de sleutel
Slide 27 - Question ouverte
Vertaal:
Waarmee kan ik u van dienst zijn
Waarmee kan ik u van dienst zijn
Slide 28 - Question ouverte
Vertaal:
U kunt in het hotel ontbijten
U kunt in het hotel ontbijten
Slide 29 - Question ouverte
Welke zin is correct?
A
me gusta la playa
B
me gustan comer
C
me gusta las corquetas
D
me gusto el libro
Slide 30 - Quiz
Vertaal:
December
December
Slide 31 - Question ouverte
Vertaal:
Maart
Maart
Slide 32 - Question ouverte
Vertaal:
We hebben een aanbieding
We hebben een aanbieding
Slide 33 - Question ouverte
Vertaal:
Wat wenst u
Wat wenst u
Slide 34 - Question ouverte
Vertaal:
Hoeveel dagen wilt u gaan
Hoeveel dagen wilt u gaan
Slide 35 - Question ouverte
Vertaal:
wanneer
wanneer
Slide 36 - Question ouverte
Vertaal:
hoe
hoe
Slide 37 - Question ouverte
Welke zin is correct?
A
mi libros
B
mis libros
Slide 38 - Quiz
Welke zin is correct?
A
vuestro casa
B
vuestra casa
C
vuestros casa
D
vuestras casa
Slide 39 - Quiz
Vertaal:
Hoe laat gaat het museum open
Hoe laat gaat het museum open
Slide 40 - Question ouverte
Vertaal:
u moet rechtdoor
u moet rechtdoor
Slide 41 - Question ouverte
Schrijf het tijdstip compleet op
het is kwart over twee
het is kwart over twee
Slide 42 - Question ouverte
Vertaal:
ik ga
(gebruik 1 woord)
ik ga
(gebruik 1 woord)
Slide 43 - Question ouverte
Vertaal:
u moet
(gebruik 2 woorden)
u moet
(gebruik 2 woorden)
