Beta
Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
1. Zoek de persoonsvorm
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp van de tekst
wie/wat + pv?
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde
alle werkwoorden, gesplitste werkwoorden, aan het en te
Je stelt de vraag: Wie/wat + wg + ow?
Het antwoord hierop is het lv
Let op: niet in elke zin staat een lv
Een lv begint nooit met een voorzetsel
voorbeeld: De bejaarde vrouw heeft een nieuw boek gekocht.
De verdrietige peuter heeft zijn knuffel verstopt.
/De verdrietige peuter /heeft /zijn knuffel /verstopt./
pv: heeft
ow: de verdrietige peuter
wg: heeft verstopt
lv: zijn knuffel