Les 2: Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

• Telefoon in de telefoontas;
• Ga zitten op je eigen plek;
• Pak je spullen voor je;

• De les begint.

Wat gaan we doen?

- 10 minuten lezen

- Huiswerk nakijken

- Uitleg

- Aan de slag

- Huiswerk en afsluiting

Lezen

10 minuten lezen

Huiswerk nakijken

Het werkblad (voltooid deelwoord)

Tijd: 5 minuten

• De man werkt hard, evenals zijn collega's.

• De man werkte hard, evenals zijn collega's.

• De man loopt snel, evenals zijn collega's.
• De man liep snel, evenals zijn collega's.

Lesdoelen

• Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
• Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) op een juiste manier schrijven (zwakke werkwoorden).

Sterke en zwakke werkwoorden

• Sterke werkwoorden -> veranderen van klank in de verleden tijd (lopen-liepen, schrijven-schreven)

• Zwakke werkwoorden -> veranderen niet van klank in de verleden tijd (werken-werkten, huilen-huilden, spelen-speelden)

pvvt

pvvt - persoonsvorm verleden tijd

ik, jij, hij, zij                    -> ik-vorm + te, ik-vorm + de

Wij, jullie, zij/ze           -> ik-vorm + ten, ik-vorm + den

pvvt

Eindigt de stam van het werkwoord op één van de volgende medeklinkers? 

't ex-fokschaap

Ja: dan schrijf je -te(n)

Nee: dan schrijf je -de(n)

Oefenen (pvvt)

1. Ik .... (spelen) in de zandbak.
2. Hij .... (spellen) het woord verkeerd. 
3. Toen Janna de bestelling .... (bezorgen), .... (kloppen) ze op de deur. 

Aan de slag

Wat: Opdracht 1, 3 en 4 (blz. 136 en 137)

Hoe: Zelfstandig

Hulp: Geen

Tijd: 5 minuten

Aan de slag

Wat: Opdracht 1, 3 en 4 (blz. 136 en 137)

Hoe: Zelfstandig 

Hulp: Vraag degene naast je of steek je hand op 

Tijd: Tot het einde van de les

Klaar?: Ga lezen in je leesboek

Lesdoelen

• Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
• Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) op een juiste manier schrijven (zwakke werkwoorden).

Huiswerk

- Leren: Theorie op blz. 136 + schema werkwoordspelling

- Maken: Opdracht 1, 3 en 4 (blz. 136 en 137)

- Meenemen: Een leesboek