26-1

Check in: Hoe zit je erbij vandaag? Hoe voel je je?
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
RekenenBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Check in: Hoe zit je erbij vandaag? Hoe voel je je?

Slide 1 - Question ouverte

#479:  ik kan kubieke maten omrekenen in andere kubieke maten en in liters.
#430: ik kan verhoudingen vergelijken.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Schip 2 kan 75 containers vervoeren. De lengte van de container is 3,5m, de breedte 2m en de hoogte 2,5m. Wat is de inhoud van alle containers op het schip in liters?

Slide 4 - Diapositive

Op schip 1 passen 45 containers. De lengte van de container is 6 m, de breedte en hoogte 3 m. Wat is de inhoud in kubieke meters van 1 container?

Slide 5 - Question ouverte

Op schip 1 passen 45 containers. De lengte van de container is 6 m, de breedte en hoogte 3 m. Wat is de inhoud in liters in van 1 container?

Slide 6 - Question ouverte

Op schip 1 passen 45 containers. De lengte van de container is 6 m, de breedte en hoogte 3 m. Wat is de inhoud in kubieke meters van 45 containers?

Slide 7 - Question ouverte

Susanne koopt 40 kiwi's  bij boer Thijmen, deze kiwi's kosten 2,80. 

Stefan koopt 60 kiwi's bij boerin Siënna, deze kiwi's kosten 3,60.

Juf Laura koopt  80 kiwi's bij boer Seycan. Deze kiwi's kosten 5,20. 

Welke boer verkoopt de goedkoopste kiwi's?




Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke winkel verkoopt de goedkoopste tennisballen?
A
Winkel: 5 tennisballen voor 9 euro.
B
Winkel 2: 4 tennisballen voor 7,60 euro.
C
Winkel 3:10 tennisballen voor 19,50 euro.

Slide 10 - Quiz

Waar is Wally?

Slide 11 - Question ouverte

Zinsontleden
De persoonsvorm vind je via de vraagproef, tijdproef of getalproef.
Het onderwerp vind je door: wie of wat + persoonsvorm?
Het gezegde zijn alle werkwoorden in de zin.
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp?
Voor het meewerkend voorwerp vraag je: aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Bepalingen van plaats en van tijd vind je door de vragen: waar en wanneer?

Slide 12 - Diapositive

Morgen ga ik voor mijn moeder ontbijt maken.
Pv=
Ow= 
Gez=
Lv=
Mv=
Bep van tijd=

Slide 13 - Diapositive

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is het onderwerp in de zin?

Slide 14 - Question ouverte

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Slide 15 - Question ouverte

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Slide 16 - Question ouverte

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?

Slide 17 - Question ouverte

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is het gezegde in de zin?

Slide 18 - Question ouverte

De kinderen hebben gisteren een cadeau voor de juf gekocht. Wat is de bepaling van tijd in deze zin?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe vind je het werken met lessonup?

Slide 20 - Question ouverte