Capítulo 6 - gram y voc

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-4

Hoy es viernes, 14 de marzo

La regla:

Respect:

Mag niet meer naar de wc tijdens de les

Als iemand praat is de rest stil

Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen

We maken elkaar niet belachelijk

¿Qué vamos a hacer hoy?

• SER/ ESTAR / HAY
• Herhaling: Voltooid tegenwoordige tijd: presente perfecto
• vragen

¿Cuál es la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:

• ken ik de 4 onregelmatige werkwoorden bij vtt in het Spaans
• weet ik wat ik nog goed moet gaan leren voor volgende week 

Capítulo 6

En verano en Cádiz

Verschil tussen SER/ ESTAR/ HAY

.

ESTAR

Plaatsbepaling:

- dónde

- en

- al lado de

- cerca

- lejos

- en frente de

SER

Omschrijving:

- kleur (es azul, es rojo, etc.)

- maat (es grande, es pequeño)

- beschrijving van iets (es fantástica)

- beroep (es profesora, es doctor)

-karaktereigenschap (es amable)

- familie (es mi prima)

Hay

Er is/ er zijn:

-Hoeveelheden (un, dos, tres)

-Hoeveelheden (mucho, poco)

- Er is geen (no ......)

- Vóór een zelfstandignaamwoord (dingen, dieren, mensen)

-Alles zonder plaatsbepaling of omschrijvingen

¿Qué vamos a hacer?

Wat? Libro de ejercicio pág. 97 en 98, ejerc. 26 a en 27

Hoe? Individueel in stilte

Hulp: Libro de texto pág. 56, fuente I

Tijd: 15 minuten

Uitkomst: Ik weet wanneer ik ser, estar of hay moet gebruiken

Klaar? Libro de ejercicio pág. 107, ejerc. 3 y 4

Presente perfecto

Capítulo 6

   

    haber + ado   

haber + ido

Esta mañana ....

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

VTT - Presente perfecto (p. 53)

yo

tú

él/ ella/ usted

nosotros

vosotros

ellos/ ellas/ ustedes

HABER

he

has

ha

hemos

habéis

han

ww: -AR

stam +ado

ww: -ER / -IR

stam +ido

Persoonlijke voornaamwoorden:

.

1. yo = yo

2. tú = tú

3. él / ella/ usted = één naam/ enkelvoud

4. nosotros = ......... y yo 

5. vosotros = .......... y tú 

6. ellos/ ellas/ ustedes = twee namen/ meervoud

Vul de juiste vormen van de presente perfecto in de zinnen.

.

1. Esta semana Laura (viajar) ___________ a Barcelona.

2. Hoy (yo, pensar) ___________ mucho.

3. Diego (estar) ___________ enfermo.

4. Daniela y tú (hablar) ________________ francés.

5. Esta mañana tú (desayunar) ____________ cereales.

6. Este año Paula y yo (ser) ___________ compañeras.

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

Presente perfecto

1. yo
2. tú
3. él/ ella/ usted
4. nosotros
5. vosotros
6. ellos/ ellas/ ustedes

haber + -ado

haber + -ido

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

Onregelmatig

yo

tú

él/ ella/ usted

nosotros

vosotros

ellos/ ellas/ ustedes

HABER

he

has

ha

hemos

habéis

han

decir = dicho

hacer = hecho

escribir = escrito

ver = visto

Vul de juiste vormen van de presente perfecto in de zinnen.

.

1. Esta semana Laura ha viajado a Barcelona.

2. Hoy he pensado mucho.

3. Diego ha estado enfermo.

4. Daniela y tú habéis hablado francés.

5. Esta mañana tú has desayunado cereales.

6. Este año Paula y yo hemos sido compañeras.

10 de abril del 2024

Wat? Maak de toets 

Hoe? Individueel in stilte

Hulp: Geen hulpmiddel

Tijd: 60 minuten

Uitkomst: Ik ben klaar met vocabulario y gramática van Capítulo 6

Klaar? Na het inleveren van je toets, mag je je Chromebook gebruiken

Wat doe je in de ochtend?

Blooket

play.blooket.com

¿Cuál era la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:

• ken ik de 4 onregelmatige werkwoorden bij vtt in het Spaans
  
• weet ik wat ik nog goed moet gaan leren voor volgende week 

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Quizlet

https://ap.lc/wzBbJ