Grammatica les 3: wwg, pv, ow

Grammatica 
Werkwoordelijk gezegde (wwg), persoonsvorm (pv), onderwerp (ow)
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica 
Werkwoordelijk gezegde (wwg), persoonsvorm (pv), onderwerp (ow)

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Ik kan een werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
- Ik kan een persoonsvorm herkennen in een zin.
- Ik kan een onderwerp herkennen in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Anita geeft een boek aan Henkie op school.

  • Stap 1. Bepaal de zinsdelen (vragentest).
  • Stap 2. Zoek de pv.
  • Stap 3. Zoek het ow, daarna het lv, mv en tot slot bwb.

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de zinsdelen?
Onderwerp (ow) = Wie of wat + gezegde?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Lijdend voorwerp (lv) = Wie of wat + gezegde + ow?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Meewerkend voorwerp (mv) = Aan of voor wie of wat + gezegde + ow + lv?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.
Bijwoordelijke bepaling (bwb) = Wanneer? Waar? Waarom? Waarmee? Hoe? Hoe laat?
Jan geeft een pen aan Henkie in de klas.

Slide 4 - Diapositive

We kijken de volgende drie filmpjes...

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Aan de slag!
Maak nu de quizvragen op slides 11 t/m 38 over het werkwoordelijk gezegde, de persoonsvorm en het onderwerp.
Veel succes!

Slide 9 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende quizvragen?

Slide 11 - Diapositive

Wwg?
De docent / vraagt / mij / zijn vraag / te beantwoorden.
A
vraagt
B
vraagt, beantwoorden
C
beantwoorden
D
vraagt, te beantwoorden

Slide 12 - Quiz

Wwg?
Hoe / zal / het zoontje van de prinses / heten?
A
heten
B
zal
C
zal, heten
D
Er is geen wwg

Slide 13 - Quiz

Wwg?
De kinderen / kunnen / vanwege corona / niet / naar school / komen.
A
kunnen
B
komen
C
kunnen vanwege
D
kunnen, komen

Slide 14 - Quiz

Wwg?
De school heeft besloten haar deuren te sluiten.
A
heeft, besloten
B
heeft, sluiten
C
heeft, besloten, te sluiten
D
heeft, besloten, sluiten

Slide 15 - Quiz

Wwg?
De kinderen / delen / nu / aan elkaar / allemaal snoepjes / uit / op het schoolplein.
A
delen
B
delen aan elkaar
C
delen uit
D
delen op het schoolplein

Slide 16 - Quiz

Wwg?
Hoe laat komen jouw kinderen uit Italië aan?
A
komen aan
B
komen uit
C
komen
D
Er is geen wwg.

Slide 17 - Quiz

Maak de volgende quizvragen over de persoonvorm!

Slide 18 - Diapositive

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 19 - Quiz

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 20 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 21 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 22 - Quiz

Je kunt de persoonsvorm vinden door....
A
De tijdproef
B
De getalproef
C
Zowel de tijdproef als de getalproef
D
Naar het lijdend voorwerp te kijken

Slide 23 - Quiz

De persoonsvorm geeft aan in welke tijd de zin staat.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.

Slide 24 - Quiz

Een zin kan in het enkelvoud of in het meervoud staan. Dit noemen we de tijd van een zin.
A
Dit is niet waar, want dit noemen we het getal.
B
Dit is niet waar, want dit noemen we het werkwoord.
C
Dit is waar.

Slide 25 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende quizvragen?

Slide 26 - Diapositive

Ow?
De meeste leerlingen bezoeken liever geen musea.
A
Liever
B
Geen musea
C
De leerlingen
D
De meeste leerlingen

Slide 27 - Quiz

Hoe vind ik het onderwerp in de zin?
A
Wie of wat + gez + ow?
B
Wie?
C
Wie of wat + gez?
D
Wie of wat + gez + ow + lv?

Slide 28 - Quiz

Ow?
Morgen halen de leerlingen alle schoolspullen op.
A
Morgen
B
de leerlingen
C
de schoolspullen
D
Halen op

Slide 29 - Quiz

Ow?
In de trams mogen de passagiers niet meer dicht bij elkaar zitten.
A
In de trams
B
bij elkaar
C
de passagiers
D
de passagiers niet meer dicht

Slide 30 - Quiz

Slotvragen

Slide 31 - Diapositive

Ik weet nu wat een wwg is en begrijp hoe ik het in de zin kan vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord?
Ga dan door naar de volgende sheet!

Had je 'nee' geantwoord? Ga naar de volgende website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/gezegde/.

Slide 33 - Diapositive

Ik weet wat een pv is en kan de pv via de tijdproef of de getalproef in een zin vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord? Ga dan door naar de volgende slide!
Had je 'nee' geantwoord? Kijk dan nog eens goed naar de theorie uit Blok 1 (Op Niveau) of ga naar de website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/persoonsvorm/. Op deze website kun je nog extra oefeningen maken.

Slide 35 - Diapositive

Ik weet wat een ow is en kan het ow ook vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Had je 'ja' geantwoord? Gefeliciteerd! Jij bent klaar met deze les.
Had je 'nee' geantwoord? Kijk dan eerst nog eens goed naar de theorie in de online leeromgeving en ga naar de volgende website: https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/het-onderwerp/. Kijk naar de theorie en maak de extra oefeningen.

Veel succes! Je bent bijna klaar!

Slide 37 - Diapositive

Einde les
(af) maken;
- grammatica § 3 ZD Onderwerp 
- grammatica § 5 ZD Werkwoordelijk gezegde

Ben je klaar? Ga dan nog verder oefenen bij 'De brug meestromen'

Slide 38 - Diapositive