Leerdoelencheck 3.3

Lesson Up 3.3 lezen
Deze LessonUp herhaalt de theorie van 3.3 Lezen en
zo kun je controleren of je de lesstof begrepen hebt. 

Daarna kun je de theorieblokjes leren
 of oefenen met de leestaak vanaf pagina 36.
Vooral vraag 22, 23 en 25.

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lesson Up 3.3 lezen
Deze LessonUp herhaalt de theorie van 3.3 Lezen en
zo kun je controleren of je de lesstof begrepen hebt. 

Daarna kun je de theorieblokjes leren
 of oefenen met de leestaak vanaf pagina 36.
Vooral vraag 22, 23 en 25.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 3.3
De leerdoelen van 3.3 zijn:
1. Je kunt een betoog lezen;
2. Je kunt bepalen of informatie subjectief/objectief is;
3. Je kunt bepalen wat de functie van de inleiding of van het slot is;

Slide 2 - Diapositive

1. Wat is een betoog?
A
Een soort advertentie
B
Een tekst waar een mening in staat
C
Een tekst die vooral informerend is

Slide 3 - Quiz

2. Voorbeelden (tekstvorm) van betogen zijn:

Slide 4 - Question ouverte

3. Een betoog is...
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 5 - Quiz

4. Een argument kan zowel objectief als subjectief zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

5. Welk tekstdoel past het best bij een betoog?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 7 - Quiz

Is de titel subjectief of objectief?

Slide 8 - Diapositive

6. De titel "Ikea ontwerpt inrichting duurzame eilandhuisjes" is...
A
Subjectief, er staat een mening in
B
Objectief, het is een feit

Slide 9 - Quiz

7. Wat wil de schrijver eigenlijk altijd doen in een inleiding?

Slide 10 - Question ouverte

8. Wat gebeurt er vaak in de inleiding van een krantenartikel (nieuwsbericht)?
A
Er wordt een vraag gesteld
B
Er wordt een mening gegeven
C
Er wordt een samenvatting gegeven
D
Er wordt een reden gegeven waarom de tekst geschreven is

Slide 11 - Quiz

9. Als er 'dus' in het slot staat, wat zal dan waarschijnlijk de functie van het slot zijn?
A
Een advies geven
B
Een conclusie geven

Slide 12 - Quiz

Beantwoord op volgende slide
Lees op de volgende slide de titel en de inleiding. 

Welke functie heeft deze inleiding?
A Er wordt een vraag gesteld
B Er wordt een mening gegeven
C Er wordt een aanleiding voor het schrijven genoemd

Slide 13 - Diapositive

Geruchten genoeg, maar voorlopig geen transfers: ‘Niemand weet wanneer bal weer rolt’
De bal ligt stil, maar op de achtergrond 
draait de voetbalwereld door. 
Hoe onzeker de nabije toekomst ook is, 
de clubs willen het huiswerk voor komend 
seizoen hoe dan ook zo goed mogelijk 
op orde hebben. Maar gaat dit ook lukken?

Slide 14 - Diapositive

10. Wat is de functie van de tekst over voetbal één dia terug)?
A
Er wordt een vraag gesteld
B
Er wordt een mening gegeven
C
Er wordt een aanleiding voor het schrijven genoemd

Slide 15 - Quiz

11. Wat zal de belangrijkste functie van het slot zijn als er deze zin in staat? 'Kortom, handen wassen is nu het beste wat je kunt doen.'
A
Een samenvatting geven
B
Een advies geven
C
Een waarschuwing geven
D
Een conclusie geven

Slide 16 - Quiz

12. Welk kenmerk hoort bij een tussenkopje?
Een tussenkopje...
A
titel boven één of meer alinea's
B
dikgedrukt gedeelte in het begin van een tekst
C
titel boven de hele tekst
D
conclusie aan het einde van de tekst

Slide 17 - Quiz

Voordelen van de fietshelm
Het eerste voordeel is natuurlijk dat de helm bescherming biedt bij vallen. Daarnaast hebben veel fietshelmen verlichting, dus in het donker ben je beter zichtbaar. Ten slotte is het ook een een modieus item waarmee je je outfit kunt opleuken.

Bescherming en zichtbaarheid
Het dragen van een fietshelm zorgt voor bescherming van je hoofd bij vallen. Daarnaast hebben veel fietshelmen verlichting, dus in het donker ben je beter zichtbaar. Ten slotte is het ook een een modieus item waarmee je je outfit kunt opleuken.
Tussenkopje dat deelonderwerp noemt
tussenkopje dat belangrijke informatie geeft over een deelonderwerp

Slide 18 - Diapositive

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze zeggen voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
daarentegen
D
al met al

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
dus
B
maar
C
echter
D
toch

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
terwijl
D
zoals

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 23 - Quiz

Lesson Up 3.3 lezen
Hoe ging het?
Welke vragen heb je?

Leer de theorieblokjes, signaalwoorden opp. 248
 of oefenen met de leestaak vanaf pagina 36.
Vooral vraag 22, 23 en 25.


Slide 24 - Diapositive