H8 Geluid Herhaling

Herhaling
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel trillingen zie je hiernaast?
A
10
B
9
C
8
D
6

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de formule voor afstand?
A
s = v/t
B
s = v * t
C
s = t/v

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 3 dingen van een snaar kun je aanpassen om de toonhoogte te veranderen?

Slide 4 - Question ouverte

de snaar dunner is;
de snaar korter is (of een korter deel van de snaar trilt);
de snaar strakker is gespannen.
Hoe strakker de snaar, hoe ... de toon.
Lager
Hoger

Slide 5 - Sondage

hoger
Hoe langer de snaar, hoe ... de toon.
Lager
Hoger

Slide 6 - Sondage

lager
De piano is gestemd op 300 Hz. Je wilt de toonhoogte hoger maken. Moet de snaar dan strakker of losser gezet worden?
Strakker
Losser

Slide 7 - Sondage

strakker
Wat is frequentie? Gebruik maximaal 5 woorden.

Slide 8 - Question ouverte

Frequentie is het aantal trillingen per seconde. Het symbool van frequentie is de letter f.
Wat is het goede symbool voor de eenheid van frequentie?
A
hZ
B
HZ
C
Hz
D
hz

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de frequentie.

Slide 10 - Question ouverte

Gevraagd: F = ?
Gegeven: T = 0,02s
Formule: F = 1/T
Invullen: F = 1/0,02s
Antwoord: F = 50Hz
Welke toon is het laagst?
A
A
B
B
C
C
D
Dat kan je niet zien.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De golflengte wordt bepaald door de amplitude. Hoe harder een geluid, hoe ... de amplitude.
A
Hoger
B
Lager
C
Harder
D
Zachter

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de
frequentie?
A
5Hz
B
50Hz
C
500Hz
D
100Hz

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stelling is waar?
A
Links: hard geluid Rechts: hard geluid
B
Links: hard geluid Rechts: zacht geluid
C
Links: zacht geluid Rechts: hard geluid
D
Links: zacht geluid Rechts: zacht geluid

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoge toon
Hoge frequentie
Lage frequentie
Lage toon
Hard geluid
Zacht geluid

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Stelling 1: Geluid verplaatst zich alleen in lucht.
Stelling 2: De geluidssterkte meet je met een decibelmeter.
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is niet juist.
C
Stelling 1 is niet juist. Stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn niet juist.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een snaarinstrument kun je de toonhoogte veranderen. Je hebt een hogere toon bij een ........ snaar
A
langere
B
dikkere
C
strakker gespannen
D
warmere

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Over geluid worden 2 uitspraken gedaan. Welke van de uitspraken zijn juist.
1. De toonhoogte van het geluid is afhankelijk van de frequentie.
2. De geluidsterkte is afhankelijk van de hoogte van de toppen en de diepte van de dalen.

A
Alleen 1 is juist.
B
Zowel 1 als 2 zijn juist.
C
Geen van beide zijn juist.
D
Alleen 2 is juist.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

9. Een vleermuis maakt geluid met een heel grote hoeveelheid trillingen per seconde. Je kunt dat geluid niet horen. Het geluid heeft een geluidsniveau van wel 110 dB. Waarom kun je dat geluid niet horen?
A
De frequentie is te hoog
B
De frequentie is te laag
C
Het geluid is te hard
D
Het geluid is te zacht

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

12. De politie meet de geluidsterkte van een stilstaande brommer zonder gas te geven.
De decibelmeter geeft 75 dB aan. Hoeveel van dit soort brommers maken op deze manier een geluidsterkte van 90 dB?

A
90 Brommers
B
75 Brommers
C
32 Brommers
D
16 Brommers

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

11. Een vliegtuig maakt een geluid van 112 dB.
Hoeveel motoren heeft dit vliegtuig als een motor 103 dB produceert?

A
8
B
6
C
3
D
2

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Waarmee meet je de geluidssterkte?
A
geluidsmeter
B
toonmeter
C
decibelmeter
D
sterktemeter

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De eenheid voor geluidssterkte is...
A
Hertz
B
frequentie
C
decibel
D
centimeter

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke eenheid hoort bij de grootheid
Frequentie?
A
Decibel
B
Hertz
C
Geluidssterkte
D
km/h

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe noem je deze grafiek?
A
een frequentie grafiek
B
een geluidssterkte grafiek
C
een geluidsniveau grafiek
D
een audiogram

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


In welke afbeelding staat de trilling met de grootste geluidssterkte getekend?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B
C
Afbeelding C
D
Afbeelding D

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gitarist speelt een toon van 55dB. Uit het publiek gaan 3 gitaristen meespelen, dezelfde toon en ze produceren alle 3 55dB.

Wat is de totale geluidssterkte?
A
220 dB
B
61 dB
C
73 dB
D
110 dB

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kleiner de bergen en dalen bij een trilling, hoe ..... het geluid.
A
Harder
B
Hoger
C
Lager
D
Zachter

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hoogte van de bergen en de diepte van de dalen  zegt wat over de:
Frequentie zegt wat over de:
Geluidssterkte meten we in: 
Frequentie meten we in:
Hertz
Decibel
Toonhoogte
Geluidssterkte

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Als het onweert, duurt het even voordat we de donder horen. Hoe komt dit?
A
echo
B
geluidssnelheid
C
sonar
D
frequentie

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens een onweersbui duurt het 2 seconden voordat je de donder hoort. Hoe ver is de onweersbui bij je vandaan?
A
343 m
B
343 x 2 = 686 m
C
343:2 = 171.5 m

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nu?
NASK leren:
- Begrippen leren;
- Samenvatting leren.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions