Les 2 Examentraining onderdeel 2 - Indeling recht

Examentraining onderdeel 2
Indeling recht
Hoofdstuk 1, hoofdstuk 6 en hoofdstuk 9


1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Examentraining BKRMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Examentraining onderdeel 2
Indeling recht
Hoofdstuk 1, hoofdstuk 6 en hoofdstuk 9


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2.1 (K)
De kandidaat stelt in een situatie vast of het privaatrecht of publiekrecht van toepassing is.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

burger - burger
overheid - burger

Slide 3 - Diapositive

Laat de studenten het schema van de tweede les erbij pakken en het schema aanvullen met de tekst die in het witte vlak staat. Dit zijn ezelsbruggetjes om het onderscheid goed te kunnen maken. 
Johnny vraagt bij de gemeente Tilburg een bijstandsuitkering aan op grond van de Participatiewet.
Welk recht is van toepassing?
A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2.2 (K)
De kandidaat stelt in een situatie vast of materieel of formeel privaat-, bestuurs- of strafrecht van toepassing is. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Materieel recht; vindplaatsen
Burgerlijk Wetboek                materieel recht van het privaatrecht
Wetboek van Strafrecht, Opiumwet en de Wegenverkeerswet 
             materieel recht van het strafrecht 
Wet inkomstenbelasting 2001,  de Gemeentewet en de Vreemdelingenwet            materieel recht van het bestuursrecht 

Beschrijft recht, plichten, geboden en verboden ! 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formeel recht
Beschrijft de handhaving van het materieel recht; 
Hoe kan je jouw recht halen?
Welke straf of sanctie kan worden opgelegd? 
Het formele recht geeft regels als een recht, een plicht of een gebod niet is uitgevoerd én wanneer een verbod is overtreden.

Wordt ook wel procesrecht genoemd!

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formeel recht; vindplaatsen
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering               formeel recht van het privaatrecht
Wetboek van Strafvordering             formeel recht van het strafrecht 
Algemene wet bestuursrecht            formeel recht van het bestuursrecht 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sjef wordt aangehouden door de politie. Gaat het hier om formeel of om materieel recht?
A
formeel
B
materieel

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Suzan koopt een wasmachine. De slang ontbreekt. Ze doet haar beklag bij de leverancier. Gaat het om materieel of formeel recht?
A
formeel
B
materieel

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2.3 (K)
De kandidaat herkent welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht, arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of het publiekrecht behoren. 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

burger - burger
overheid - burger

Slide 13 - Diapositive

Laat de studenten het schema van de tweede les erbij pakken en het schema aanvullen met de tekst die in het witte vlak staat. Dit zijn ezelsbruggetjes om het onderscheid goed te kunnen maken. 

Slide 14 - Diapositive

Met behulp van chatgpt gemaakt overzicht.
Het verzekeringsrecht is:
A
privaatrecht
B
publiekrecht

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale zekerheidsrecht is:
A
privaatrecht
B
publiekrecht

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sandra heeft een geschil met haar werkgever over de hoogte van haar loon. Dit geschil behoort tot het:
A
Arbeidsrecht, publiekrecht
B
Verzekeringsrecht, publiekrecht
C
Arbeidsrecht, privaatrecht
D
Verzekeringsrecht, privaatrecht

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2.4 (K)
De kandidaat stelt in een situatie vast of het goederenrecht of verbintenissenrecht van toepassing is. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbintenissenrecht gaat over...
A
de juridische relatie tussen 2 of meer partijen, waarbij er een prestatie moet worden verricht
B
absolute rechten op goederen.
C
het verschil tussen roerende zaken en onroerende zaken
D
het verschil tussen zaken en vermogensrechten

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ernst en Willem lopen samen met vrienden door het bos. Ernst duwt een tak weg om langs te lopen en laat deze los. Deze swiept prompt terug, recht in het gezicht van Willem. Willem loopt een wond op en houdt hier een lelijk litteken aan over.
Willem wil graag € 500 aan schadevergoeding van Ernst.
Gaat het hier om goederenrecht of om verbintenissenrecht?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sanne heeft een huis gekocht. De notaris maakt de leveringsakte op. Tijdens de afspraak bij de notaris vraagt zij of zij zelf de inschrijving bij het Kadaster moet verzorgen of dat de notaris hiervoor zorgt.

Gaat deze vraag over het goederenrecht of over het verbintenissenrecht?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2.5 (K)
De kandidaat herkent natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed, rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid (eenmanszaak, vennootschap onder firma (VOF), maatschap) en rechtspersonen: rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid (besloten vennootschap (BV), naamloze vennootschap (NV), coöperatie, vereniging, stichting).

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. De stichting, de vereniging, de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) zijn voorbeelden van rechtspersonen. Er zijn ook publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
eenmanszaak
maatschap
vennootschap onder firma (v.o.f.)

Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting (art. 2:3 BW!!!)
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.)
Naamloze vennootschap  (N.V.)
Coöperatie (bijv. Campina)


Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting
Vereniging

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW!!!)
Staat, Provincie, Gemeente
Waterschap

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Henk Jansen is directeur van zijn B.V.
Is Henk een natuurlijk persoon of een rechtspersoon?
A
Henk is een natuurlijk persoon
B
Henk is een rechtspersoon

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de B.V. van Henk?
A
De B.V. is een natuurlijk persoon
B
De B.V. is een rechtspersoon

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een coöperatie?
A
Een bedrijfsmatige natuurlijk persoon
B
Een rechtspersoon

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een v.o.f.?
A
Een bedrijfsmatige natuurlijk persoon
B
Een rechtspersoon

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2.6 (T)
De kandidaat motiveert in een situatie of er sprake is van handelingsbekwaamheid door toepassing van de artikelen 1:233, 1:234 , 1:381 en 3:32 BW.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soufyan (23) is onder curatele gesteld in verband met een gokverslaving. Met oudjaar koopt hij 50 oudejaarsloten bij de Bruna.
Is Soufyan handelingsbewkaam hiervoor?

Noteer je antwoord en leg uit.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions