4H 5.3 Zenuwstelsel les 1

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 5 Regeling
5.1 Homeostase en regelkringen 
5.2 Het hormoonstelsel
5.3 Het zenuwstelsel les 1
5.4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel
5.5 Impulsegeleiding
5.6 Spieren en beweging

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
  • Doorschuifopdracht hormonen
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 5.3 Het zenuwstelsel les 1
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doorschuifopdracht
Lees basisstof 2 hormonen 5 minuten door.
1. Op de tafel ligt een groot vel papier. Schrijf je naam hierop.
2. Noteer bovenaan op je blad: Orgaan        Hormoon       Stimuleert 
3. Schrijf in 2 minuten tijd zoveel op als je kunt bedenken.
4. Na 1.5 min. draaien we door naar de volgende tafel. 
5. Checken, verbeter en vul aan!
6. Na een paar draaien ga je weer naar je eigen vel papier en vul je die aan. 
timer
1:30

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 
  • Je kunt de bouw functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven
  • Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BiNaS

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het autonome zenuwstelsel wordt ook wel het vegetatieve zenuwstelsel genoemd. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Prikkels en impulsen
  • Een prikkel stimuleert een zintuig.
  • In het zintuig wordt de prikkel omgezet in een impuls (een elektrisch signaaltje).
  • Impuls gaat naar de hersenen.
  • In de hersenen worden de impulsen geïnterpreteerd --> bewustwording.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Impulsen
Impulsen verplaatsen zich langs zenuwcellen.

Zenuwcellen geleiden impulsen via de uitlopers.
Gevoelszenuwcel

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Signaalverwerking
  • Zintuigcellen vangen prikkels (signalen) op uit het milieu en zetten deze om in impulsen.
  • Zenuwcellen geleiden impulsen naar het centrale zenuwstelsel en verwerkt in de hersenen.
  • Zenuwcellen geleiden impulsen uit het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.
  • Spieren reageren op impulsen door samen te trekken of te ontspannen / klieren scheiden stoffen af (b.v hormonen)
  • Dus: prikkel -> impuls -> reactie (= gedrag)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Prikkels en impulsen
  • Receptoren ontvangen prikkels uit het milieu (zintuigcellen)
  • Conductoren geleiden impulsen (zenuwcellen)
  • Effectoren reageren op impulsen (spieren/klieren)

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwen
  • Een zenuw is niet hetzelfde als een zenuwcel.
  • Meerdere uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen liggen bij elkaar = een zenuw.
  • Elke uitloper heeft een isolerend laagje (myelineschede) --> isoleert axonen van elkaar, dus voorkomt overspringen impulsen.
Om een zenuw ligt een laag bindweefsel ter bescherming

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwcellen
Bestaat uit een cellichaam met uitlopers.

Zenuwcellen noemen we ook wel neuronen. Ze geven signaalmoleculen af (neurotransmitters).

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bouw van een zenuwcel (neuron)
Schwann

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bouw van een zenuwcel (neuron)
Cellichaam (in of bij het CS) --> met o.a. celkern, cytoplasma met mitochondriën, ribosomen en endoplasmatisch reticulum.

  • Een dendriet ontvangt een impuls en geleidt
deze naar het cellichaam toe.
  • Een axon geleidt impulsen van het cellichaam af.

De uiteinden van dendrieten en axonen zijn meestal 
sterk vertakt --> contact met andere cellen.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bouw van een zenuwcel/neuron
Om lange uitlopers (axonen) ligt vaak een myelineschede (waarover in bs 5 meer).  De myelineschede bestaat uit cellen van Schwann met korte onderbrekingen (insnoeringen).

Synaps = een spleet 
tussen het axon uiteinde 
en een doelwitcel. Hier 
Vindt impulsoverdracht
plaats.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Axon
Het axon is geïsoleerd van andere axonen door de myelineschede, gemaakt door de cellen van Schwann.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bouw van een zenuwcel
Om lange uitlopers ligt vaak een myelineschede (waarover in bs 5 meer). Die myelineschede bestaat uit cellen van Schwann met korte onderbrekingen (insnoeringen)

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Impulsoverdracht tussen zenuwcellen
Gebeurt altijd één richting op.


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt een signaal tussen (zenuw)cellen doorgegeven?
Synaps = plaats waar de impulsoverdracht plaatsvindt.

Neurotransmitters = signaalmoleculen die worden afgegeven door zenuwcellen

Van axon naar doelwitcel --> andere zenuwcel, spiercel etc.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Communicatie tussen cellen 
  1. Impuls komt aan bij synaps
  2. Blaasjes met neurotransmitters versmelten met celmembraan
  3. Neurotransmitters vrij in synapsspleet
  4. Neurotransmitters binden aan receptoren op het celmembraan van de volgende cel
  5. Nieuwe impuls in de volgende cel 
  6. Neurotransmitters laten los --> opgenomen door blaasjes axon of afgebroken door enzymen (voorkomt nieuw impuls).

Neurotransmitter = signaalstof van het zenuwstelsel

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

samenwerkende zenuwcellen
  • Neurotransmitter remt of stimuleert
  • Iedere zenuwcel heeft eigen neurotransmitter
  • 1 zenuwcel heeft met veel andere zenuwcellen contact
  • De totaalsom van remming en stimulatie bepaalt of er een impuls ontstaat in het dendriet

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3 Soorten zenuwcellen
3 soorten zenuwcellen:
Gevoelszenuwcel / sensorische zenuwcel
 (Zintuigen → centraal zenuwstelsel)
Bewegingszenuwcel / motorische zenuwcel
 (Centraal zenuwstelsel → spier of klier)
Schakelzenuwcellen
 (Geleiden impulsen in de hersenen of in het
ruggenmerg van zenuwcel naar zenuwcel)

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwcellen

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doorgeven van impulsen
Prikkel
Spier trekt samen --> beweging
De schakelcellen en de cellichamen van de bewegingszenuw-cellen liggen in het centrale zenuwstelsel. Het cellichaam van de gevoelszenuwcel ligt meestal in de zenuwknoop van het ruggenmerg.

Slide 26 - Diapositive

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Ligging van de verschillende typen zenuwcellen in het ruggenmerg

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3 typen zenuwcellen
Gevoelszenuwcel
(Sensorische cel)

Schakelzenuwcel


Bewegingszenuwcel
(Motorische cel)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3 typen zenuwcellen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk

Lezen 5.3 t/m typen zenuwcellen
Maken opdracht 22 t/m 25





Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions