VOA 5.5-5.6-5.7

VOA 
Kijk uit waar je loopt!
minder gevaar bij het lopen 
val niet van de trap
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
VOAVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

VOA 
Kijk uit waar je loopt!
minder gevaar bij het lopen 
val niet van de trap

Slide 1 - Diapositive

Vallen

Slide 2 - Carte mentale

Doel:
Aan het eind van de les weet je hoe je de kans op vallen kunt verkleinen tijdens het lopen en het traplopen. 

Slide 3 - Diapositive

Een ladder heeft een boven- en een
A
vies
B
stroeve
C
onderkant
D
stabielst

Slide 4 - Quiz

Je glijdt gemakkelijk van een sport (trede) af als deze _____ is.
A
vies
B
drie
C
vrije
D
armen

Slide 5 - Quiz

De ladder is het ____ als je de ladder beklimt met je gezicht naar de ladder toe.
A
Stabielst
B
voeten
C
drie
D
stroeve

Slide 6 - Quiz

Je betreedt een ladder altijd met ____ contactpunten
A
Stabielst
B
voeten
C
drie
D
stroeve

Slide 7 - Quiz

Als je _____ tegen de onderkant van je ladder staan en je ____ gestrekt zijn, staat de ladder goed.
A
vrije - stroeve
B
voeten - armen
C
drie - armen
D
stabielst - onderkant

Slide 8 - Quiz

De ladder moet op een ____ ondergrond staan
A
vrije
B
stabielst
C
stroeve
D
vies

Slide 9 - Quiz

Kijk uit waar je loopt!
Wie is er nu niet eens uitgegleden of gestruikeld? Op je stage moet je struikelen zoveel mogelijk voorkomen. Er zijn een aantal oorzaken van struikelen, vertappen en uitglijden. 

Slide 10 - Diapositive

losliggende tegels
Je kunt al struikelen over een losse of scheve stoeptegel. 

Slide 11 - Diapositive

Klein hoogteverschil
Je kunt over een drempel struikelen. Het is fijn als er geen drempels zijn op je werkplek. De vloer moet zoveel mogelijk vlak zijn. Dan struikel je ook niet. 

Slide 12 - Diapositive

groter hoogteverschil
Soms is een afstap net te hoog. Je kunt dan vallen of je enkel verstuiken. 

Slide 13 - Diapositive

Moeite met lopen

Heb je moeite met lopen dan kun je eerder vallen. 

Slide 14 - Diapositive

Losse ondergrond

In het bos met een niet-egale (=niet vlakke) bodem of rul zand moet je goed opletten. Anders struikel je. 

Slide 15 - Diapositive

Gladde vloer

Als iemand de vloer heeft gedweild, is de vloer erg glad. Je kunt uitglijden over een gladde vloer. 

Slide 16 - Diapositive

Rennen
Als je rent, kun je minder goed op de vloer letten. Je kunt dan gemakkelijk struikelen. 

Slide 17 - Diapositive

Je kunt struikelen over een losliggende tegel
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Je kunt uitglijden op een stroeve vloer
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Als je rent, kun je gemakkelijk vallen
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Welk woord hoort er niet tussen
A
uitglijden
B
verstappen
C
vallen
D
zitten

Slide 21 - Quiz

Maak opdracht 17 in je map
blz 83

timer
3:00

Slide 22 - Diapositive

Minder gevaar bij het lopen
We lopen dagelijks zonder erbij na te denken. Maar zelfs lopen kan gevaarlijk zijn. Met deze tips loop je zo veilig mogelijk. 

Slide 23 - Diapositive

Goed ontwerpen

De architect moet bij het ontwerp rekening houden met onveilige situaties. De architect gebruikt daarom geen gladde tegels in een keuken. Wel een wat ruwere vloer

Slide 24 - Diapositive

goede schoenen

Schoenen met een antislipzool zijn belangrijk. de antislipzool zorgt voor meer grip op bijvoorbeeld gladde vloeren. De bananenschil wordt dan verpletterd. Je glijdt niet uit. 

Slide 25 - Diapositive

Kijk waar je loopt

Kijk waar je loopt. Draag geen grote voorwerpen. Je kunt dan niet zien waar je loopt 

Slide 26 - Diapositive

Let op
Je moet goed opletten als je loopt. Speel bijvoorbeeld niet met je telefoon tijdens het lopen. 

Slide 27 - Diapositive

Ruim op
Als je troep of gereedschap op de werkplek laat liggen, kan er iemand over uitglijden of struiklenen. Dit noemen we good housekeeping. Zorg dus voor een opgeruimde werkplek. 

Slide 28 - Diapositive

Blijf op het pad
Waarom naast het pad lopen als het niet hoeft? het pad is gemaakt om over te lopen. 

Slide 29 - Diapositive

Maak opdracht 19 
blz 84 in je map 

Slide 30 - Diapositive

Wanneer doe je het goed?

Je zorgt voor een rommelige werkplek
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Wanneer doe je het goed?

Je loopt naast de looppaden
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Wanneer doe je het goed?

Je moet opletten als je loopt
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Wanneer doe je het goed?

Je draagt schoenen met een antislipzool
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Welke tips zijn er om gevaren tijdens het lopen te verkleinen?

Slide 35 - Carte mentale

Wat is good housekeeping?

Slide 36 - Question ouverte

Val niet van de trap!
Opeens is de trap een treetje korter of langer dan je dacht. Dat heb je vast wel eens gehad. Je kunt dan vervelend vallen. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

gelijke stappen
De staphoogte tussen de treden moet steeds even groot zijn. Anders is het steeds weer een verrassing wanneer je voet de treden raakt. 

Slide 39 - Diapositive

leuning
Een trap heeft een leuning. Gebruik die. Daardoor heb je een extra punt om je vast te houden. 

Slide 40 - Diapositive

Goed zicht
Je moet de eerste en laatste trede goed kunnen zien. Je weet dan waar de trap begint en eindigt. 

Slide 41 - Diapositive

achterstevoren
Als de trap steil is, kun je hem beter achterstevoren aflopen. Als je dan valt, val je naar de trap toe en niet naar beneden. 

Slide 42 - Diapositive

Zware voorwerpen
Probeer niet met zware voorwerpen een trap op of af te lopen. Ze verstoren je evenwicht, waardoor je sneller valt, kijk of je zware voorwerpen met een lift kunt verplaatsen. 

Slide 43 - Diapositive

Je kunt van de trap vallen. Hoe voorkom je dit?

Je vervoert zware voorwerpen bij voorkeur via de trap

A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quiz

Je kunt van de trap vallen. Hoe voorkom je dit?

Je gebruikt een leuning als je de trap op en af gaat

A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quiz

Je kunt van de trap vallen. Hoe voorkom je dit?

Je loopt een steile trap altijd achterste voren af
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quiz

Je kunt van de trap vallen. Hoe voorkom je dit?

Je moet de eerste en laatste trede van de trap goed kunnen zien
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quiz

Maak opdracht 23
blz 86 in je map

Slide 48 - Diapositive

Geef 1 tip tegen vallen tijdens het lopen of op de trap

Slide 49 - Question ouverte

Als ik hierover een toets moet maken, haal ik een voldoende
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Sondage

Einde van de les
- chromebook opruimen
- tafel leeg
- werkschoenen aan! 

Slide 51 - Diapositive