4.1

Programma
  • Lesdoelen
  • Herhaling 
  • Theorie 
  • Aan de slag
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Programma
  • Lesdoelen
  • Herhaling 
  • Theorie 
  • Aan de slag

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Kan je uitleggen wat produceren inhoudt
  • Kan je uitleggen wat een bedrijfskolom inhoudt
  • Kan je verschillende typen ondernemingen benoemen

Slide 2 - Diapositive

Produceren of consumeren?
  • Bedrijven produceren, ze maken goederen en diensten voor anderen. Dit wordt gekocht door consumenten en door andere bedrijven.
  • Veel consumenten kopen deze producten en diensten met het loon dat ze verdienen door werk bij bedrijven.
  • Bij zelfvoorziening produceren consumenten voor zichzelf.



Slide 3 - Diapositive

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt om een product te maken, noemen we productiefactoren. Er zijn vier productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 4 - Diapositive

| **Productiefactor** | **Uitleg** | **Voorbeeld** |
| ---------------------- | ---------------------------------------------------------------------------------------------- | ----------------------------- |
| 💰 **Kapitaal** | Machines, gebouwen, gereedschap – alles wat je gebruikt om iets te maken. | Een oven in een bakkerij |
| 👷‍♀️ **Arbeid** | Het werk dat mensen doen. | De bakker die het brood maakt |
| 🌱 **Natuur** | Alles wat uit de natuur komt. | Graan, water, zonlicht |
| 💡 **Ondernemerschap** | Iemand die de andere drie productiefactoren bij elkaar brengt om iets te maken of te verkopen. | De eigenaar van de bakkerij |

💰 Kapitaal
Denk aan machines, gereedschap, gebouwen.
Alles wat je gebruikt om een product te maken.
Voorbeeld: een oven in een bakkerij.

👷‍♀️ Arbeid
Het werk dat mensen doen om iets te maken of te verkopen.
Voorbeeld: de bakker die het brood bakt.

🌱 Natuur
Alles wat uit de natuur komt.
Voorbeeld: graan, water, zonlicht.

💡 Ondernemerschap
De persoon die de andere drie productiefactoren organiseert.
Neemt risico’s en bedenkt hoe iets verkocht kan worden.
Voorbeeld: de eigenaar van de bakkerij.


Slide 5 - Diapositive

Kies een product (bijv. een product wat je vaak gebruikt of waar je aan gehecht bent).

Beantwoord de volgende vragen:

Kapitaal: Wat heb je aan spullen nodig om dit product te maken?
Arbeid: Wie werkt eraan?
Natuur: Welke natuurlijke producten worden gebruikt?
Ondernemerschap: Wie organiseert alles?

Slide 6 - Diapositive

Toegevoegde waarde = €0,55
Toegevoegde waarde = €0,20
Toegevoegde waarde = €0,25
Toegevoegde waarde = €0,65
Bedrijfskolom
en Toegevoegde waarde

Slide 7 - Diapositive

Produceren of verhandelen?

Handelsonderneming: koopt producten in die weer 
worden verkocht zonder dat ze veranderd worden.

Productieonderneming: koopt grondstoffen in en 
maakt daar producten van die worden verkocht aan klanten.


Dienstverlenend bedrijf: verleent een dienst.


Slide 8 - Diapositive

Is de Lidl een
A
Handelsonderneming
B
Productieonderneming
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 9 - Quiz

Soorten bedrijven
Stel je koopt bij de fietsenwinkel een nieuw fiets....


- Handelsonderneming (Fietsenwinkel)
- Productieonderneming (Fietsenfabriek)
- Dienstverlenend bedrijf (Fietsenmaker)

Slide 10 - Diapositive

Waarom is het voor bedrijven belangrijk dat een werknemer snel en efficiënt werkt?

Slide 11 - Question ouverte

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

Waarom is een hogere arbeidsproductiviteit voordelig?

Slide 12 - Diapositive

Hoe kunnen bedrijven de arbeidsproductiviteit van medewerkers verhogen?

Slide 13 - Question ouverte

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (specialisatie)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning

Slide 14 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit

Slide 15 - Diapositive

De jaarlijkse productie van Iphones bedraagt 56 miljoen iPhones. Er zijn 2.000 werknemers in dienst. Wat is de arbeidsproductiviteit?

Slide 16 - Question ouverte

Aan de slag
Maak alleen of in tweetallen de opdrachten die op teams staan. Schrijf je antwoorden op een blaadje of digitaal op. 

Slide 17 - Diapositive

Benoem de 4 productie factoren

Slide 18 - Question ouverte