33. Thema 4, week 2 Les 9 wederkerend voornaamwoord

Welke voornaamwoorden ken jij?
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welke voornaamwoorden ken jij?

Slide 1 - Diapositive

Voornaamwoorden

persoonlijk voornaamwoord  - ik, hij, zij, jij, wij, jullie  
bezittelijk voornaamwoord - mijn, zijn, haar, ons, uw
aanwijzende voornaamwoorden - deze, die, dat, dit   
vragende voornaamwoorden - wie, wat, welke, wat voor (een)



Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Ik ga naar jou.
Jij gaat naar hem.
Hij gaat naar haar.
Wij gaan naar jullie.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een ding (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

Zij heeft het nog niet gelezen.
Lisa heeft dit boek gekregen.



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Schrijf van de volgende zinnen in je schrift alle bezittelijk voornaamwoord op: 

(er kunnen meerdere bezittelijke voornaamwoorden in één zin zitten) 
  1.  Ik vertrek naar mijn oom in Canada.
2.  Hij heeft een huis in het bos en zijn vrouw heet Lola.
3. Als ik in het vliegtuig stap neem ik mijn koffer vol kleren mee.
4. Ik hoop dat het erg leuk is in Canada bij mijn oom en mijn tante.
5. Op zijn boerderij zijn veel dieren.
6. Mijn vader en moeder vinden het wel spannend dat ik zo lang alleen weg ga.
7. Eigenlijk wilde mijn kleine zusje ook mee, maar zij is nog te klein.
8. Als ik weer terug in mijn eigen land ben, ga ik op school alles vertellen over mijn reis.

Lever je schrift in, in de blauwe taalbak.
Succes met de opdracht.

Slide 6 - Diapositive

Welke 4 aanwijzende voornaamwoorden ken jij?

Slide 7 - Question ouverte

Aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord verwijst naar het zelfstandig naamwoord.

deze / die jongen
deze / die avond
dit / dat meisje
dit / dat huis

Slide 8 - Diapositive

Ver weg of dichtbij:
Wanneer iets dichtbij ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord deze of dit.


Wanneer iets verder weg ligt, gebruik je het aanwijzend voornaamwoord die of dat.

Slide 9 - Diapositive

Vragend voornaamwoord







De vragende voornaamwoorden zijn:
wie, wat, welke, wat voor (een).

Een vragend voornaamwoord gebruik je om te vragen naar een mens, dier of ding.

Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin:


Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden







 Wie gaat er mee?

Wat ga jij vanavond doen?

Welke klasgenoten gaan mee naar Londen?

Wat voor  (een) profiel kies jij?

Slide 11 - Diapositive

lesdoel

Ik kan een wederkerend voornaamwoord herkennen, benoemen en gebruiken in een zin.

Slide 12 - Diapositive

Welk voornaamwoord kan jij straks herkennen, benoemen en gebruiken in een zin?

Slide 13 - Question ouverte

Voornaamwoorden
persoonlijk voornaamwoord  - ik, hij, zij, jij, wij, jullie  
bezittelijk voornaamwoord - mijn, zijn, haar, ons, uw
aanwijzende voornaamwoorden - deze, die, dat, dit   
vragende voornaamwoorden - wie, wat, welke, wat voor (een)
wederkerend voornaamwoord - ik was me, hij wast zich, zij wast zich, jij wast je, wij wassen ons, jullie wassen je

Slide 14 - Diapositive

Wat is het onderwerp?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

Slide 17 - Question ouverte


Slide 18 - Question ouverte

Wederkerend voornaamwoord

  • Ik verslik
  • Ik verslik me.

Slide 19 - Diapositive


Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive


Wat is het wederkerend voornaamwoord?

Slide 22 - Question ouverte


Wat is het wederkerend voornaamwoord?

Slide 23 - Question ouverte


Wat is het wederkerend voornaamwoord?

Slide 24 - Question ouverte

Het woord:
ME
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

Het woord:
ZICH
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is een wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Ik schaam me niet.
A
Ik
B
schaam
C
me
D
niet.

Slide 27 - Quiz

Wat is het juiste wederkerend voornaamwoord?

Wij haasten ..........

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het juiste wederkerend voornaamwoord?

Mijn moeder haast ..........

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het juiste wederkerend voornaamwoord?

Ik haast ..........

Slide 30 - Question ouverte

Aan de slag
Maak les 2 van Snappet Taal

Slide 31 - Diapositive