Vraagwoorden oefenen in het Nederlands

Vraagwoorden oefenen in het Nederlands
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vraagwoorden oefenen in het Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je vraagwoorden gebruiken op A1 niveau in het Nederlands.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al over vraagwoorden in het Nederlands?

Slide 3 - Carte mentale

Wat zijn vraagwoorden?
Vraagwoorden zijn woorden die gebruikt worden om vragen te stellen, zoals wie, wat, waar, wanneer en hoe.

Slide 4 - Diapositive

Vraagwoorden oefenen
Laten we oefenen met vraagwoorden. Ik stel een vraag en jij probeert het juiste vraagwoord te gebruiken.

Slide 5 - Diapositive

Waar woon je?
Gebruik het juiste vraagwoord om de volgende vraag te stellen: Waar woon je?

Slide 6 - Diapositive

Wanneer is je verjaardag?
Gebruik het juiste vraagwoord om de volgende vraag te stellen: Wanneer is je verjaardag?

Slide 7 - Diapositive

Hoe heet je?
Gebruik het juiste vraagwoord om de volgende vraag te stellen: Hoe heet je?

Slide 8 - Diapositive

Wie is je beste vriend?
Gebruik het juiste vraagwoord om de volgende vraag te stellen: Wie is je beste vriend?

Slide 9 - Diapositive

Wat is je favoriete kleur?
Gebruik het juiste vraagwoord om de volgende vraag te stellen: Wat is je favoriete kleur?

Slide 10 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Question ouverte