Liquiditeitsbegroting

• Handel
• MBO
• Studiejaar 3

Liquiditeitsbegroting

Liquiditeit

In welke mate kan een bedrijf haar lopende betalingsverplichtingen voldoen? 

Oftewel: komt er genoeg geld binnen om alle rekeningen te betalen?

Liquiditeitsbegroting

Een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode. 

Deze moet je ook invullen in je ondernemingsplan!

Voorbeeld

Aandachtspunt 1

• Men dient alleen die kosten op te nemen in de liquiditeitsbegroting die direct tot uitgaven leiden. 

Voorbeeld bedrijfskosten

Voorbeeld uitgaven bedrijf

Rentekosten zijn:

1. uitgaven die geen kosten zijn.
2. vervelend.
3. kosten die ook uitgaven zijn.
4. kosten die geen uitgave zijn.

Afschrijvingskosten zijn:

1. uitgaven die geen kosten zijn.
2. uitgaven
3. kosten die ook uitgaven zijn.
4. kosten die geen uitgaven zijn.

aflossing van een lening:

1. kosten
2. uitgaven
3. kosten die geen uitgave zijn
4. uitgaven die geen kosten zijn.

af te dragen BTW:

1. kosten
2. uitgaven
3. uitgaven die geen kosten zijn.
4. kosten die geen uitgave zijn.

Kosten en uitgaven

Conclusie: niet alle kosten leiden tot uitgaven en niet alle uitgaven zijn kosten. 

Op de liquiditeitsbegroting staan dus alleen de uitgaven. 

Ook het tijdstip van betalen is belangrijk: je wilt immers weten of je op een bepaald moment je rekeningen kunt betalen.

Opmerking 2

Zowel bij de in- als verkopen komt vaak betaling op krediet voor. 

Door deze kredietverlening is het moment van betaling niet gelijk aan het moment waarop de goederen worden ingekocht of verkocht.  

Een leverancierskrediet is:

1. een korting
2. goederen nu inkopen en pas later betalen
3. Goederen nu verkopen en pas later betalen
4. een leveringsovereenkomst met je leverancier

Leveranciers die je nog moet betalen noemen we ook wel:

1. debiteuren
2. schulden
3. crediteuren
4. leningen

Een afnemerskrediet is:

1. Goederen nu verkopen en pas later betalen
2. goederen nu inkopen en pas later betalen
3. een korting
4. Een schuld aan jou van je afnemers

Klanten die hun rekening later mogen betalen noemen we ook wel:

1. inkomsten
2. wanbetalers
3. crediteuren
4. debiteuren

Stel: Je krijgt van je leverancier 2 weken krediet en je geeft je afnemers een maand krediet. Wat voor gevolg heeft dit voor je geldstromen?

Aan de slag!

Lees en bekijk de voorbeeldsom op bladzijde 17 en 18 van je reader. 

Reader Bedrijfseconomie 6

Waarom komt er in november € 170.000,- binnen van debiteuren terwijl de verkopen op rekening in die maand
€ 190.000,- zijn?

Wat is het verschil tussen verkoop op rekening en contante verkoop?

In december moet er € 10.000,- betaald worden aan verkoopkosten.

Hoe komt Geuldal BV aan dit bedrag?

De afschrijvingskosten bedragen € 15.000,- per maand.

Waarom staan deze niet in de liquiditeitsbegroting?

Saldo liquide middelen is:

1. betaalrekening
2. kas
3. lening
4. kas en betaalrekening

Het eindsaldo van de liquide middelen in december is € 83.700,-.
Leg uit hoe dit is berekend.

Aan de slag!

Maak opdracht 4.1 uit je reader.

Antwoorden

zie teams!