Havo 2 Oefentoets Kapitel 3 Wien , Lektion 1-6 en zinsontleding

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

 Kapitel 3 Wien- Oefentoets 

Kapitel 3: Lernbox, Redemittel zinnen en grammatica

Übersetze: Was (bedeuten) die Symbole?

Übersetze: Bist du (fertig)?

Übersetze: Ich bin (zu Hause).

Übersetze: (der Alltag) ist wunderschön.

Übersetze: Deutsche haben (durchschnittlich) zwei Kinder.

Übersetze: Eet smakelijk!

Übersetze: Wat wilt u eten?

Übersetze: Kan ik pinnen?

Übersetze: Het eten was helaas koud.

Übersetze: Kunt u dat herhalen?

Übersetze: Soll ich dir die Innenstadt von Wien (zeigen)?

Übersetze: Ich habe das Rezept in der (Zeitung) gelesen.

der Kuchen

die Butter

das Obst

der Käse

die Milch

der Tee

das Gemüse

die Suppe

das Brötchen

das Frühstück

der Orangensaft

der Kaffee

Grammatik wiederholen

Je kunt de "der-Gruppe"  en de "ein-Gruppe" toepassen in de 1e, 3e en 4e naamval  

1e naamval= onderwerp = ow

3e naamval: meewerkend voorwerp = mv

4e naamval: lijdend voorwerp =lv

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het ow?

De hij/hem regel:
Het onderwerp in een zin kan je vervangen door.....(noteer!)

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het lv?

De hij/hem regel:
Het lijdend voorwerp in een zin kan je vervangen door.....(noteer!)

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het mv?

Hoe vraag je naar het meewerkend voorwerp?

Vul in: D.. Mann gibt d.. Frau ein.. Kuss (m) .

1. der - der - ein
2. der - der - einen
3. der - die - einen
4. der - dem - ein

Oefen verder met " Versterk jezelf"  op de site!

Of herhaal opdracht 11 t/m 13 op blz. 132-133.

du of Sie?
een oudere vrouw op straat

du oder Sie?
Een leeftijdsgenoot werkt in de winkel en je vraagt haar/hem iets.

du oder Sie?
Je wil iets aan je oom vragen

du oder Sie?
Je praat met je grootvader

du oder Sie?
Je praat met een verkoopster van ca. 20 jaar in de winkel

Leer ook alle woordjes goed!