Workshop Onderzoek doen

Profielwerkstuk
Hoe doe je goed onderzoek?
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Profielwerkstuk
Hoe doe je goed onderzoek?

Slide 1 - Diapositive

Doel van de workshop:
Na deze workshop:

  • weet je hoe je brononderzoek kunt doen;
  • weet je wat kwalitatief en kwantitatief onderzoek is;
  • begrijp je wanneer je welk soort onderzoek kunt gebruiken;
  • kun je zelf een klein onderzoeksplan maken met een geschikte onderzoeksmethode.


Slide 2 - Diapositive

Profielwerkstuk
Bron onderzoek

Slide 3 - Diapositive

Waarom onderzoek doen?
  • Je Profielwerkstuk is een onderzoek. Zonder onderzoek kun je geen werkstuk maken.
  • Expert worden: Je leert nieuwe dingen over jouw onderwerp.
  • Je zoekt uit of informatie klopt. Niet alles op internet is waar! Feiten checken dus!
  • Je leert hoe je informatie van anderen netjes gebruikt en vermeldt. Anders 'steel' je ideeën, en dat mag niet. Geen plagiaat dus!
  • Op het MBO moet je ook veel onderzoek doen. Oefenen voor later dus!


Slide 4 - Diapositive

Startpunt van jouw onderzoek
Voordat je gaat zoeken, moet je weten wat je zoek!

Jouw onderzoeksvraag (hoofdvraag) is de basis van je PWS. Wat wil je precies uitzoeken?




Slide 5 - Diapositive

Zoektermen
Trefwoorden

Gebruik woorden die precies bij je onderwerp passen.

Niet "winkels", maar "webshops Leeuwarden invloed"
Niet "gamen", maar "gamen slaap jongeren vmbo"
Niet "verwarming", maar "warmtepomp werking CO2"




Slide 6 - Diapositive

Zoektermen
Synoniemen: 

Denk aan andere woorden die hetzelfde betekenen.

"Online winkelen" = "e-commerce", "webwinkels"
"Slaaptekort" = "slapeloosheid", "vermoeidheid"
"Cv-ketel" = "aardgasverwarming", "fossiele brandstof"




Slide 7 - Diapositive

Zoektermen
Aanhalingstekens (" "): 

Zoek exact die zin. Bijv. "duurzame energiebronnen Nederland".

Minteken (-): 

Sluit woorden uit. Bijv. "elektrische auto -fiets".




Slide 8 - Diapositive

Betrouwbare sites

Overheidswebsites (.nl of .gov): CBS (cijfers!), Rijksoverheid (beleid), Voedingscentrum (gezondheid), GGD (gezondheid).
Kennisinstituten: TNO (techniek, onderzoek), RIVM (gezondheid, milieu).
Universiteiten en hogescholen (.edu of .ac.nl): Vaak diepgaande info, onderzoek.
Grote, bekende nieuwsmedia: NOS, NRC, Volkskrant (check altijd de datum en of het een feit of een mening is).
Brancheverenigingen: Zoek organisaties die bij jouw sector horen (bijv. BOVAG voor auto's, Thuiswinkel.org voor webshops).




Slide 9 - Diapositive

Beoordeel jouw bron!
 
Check de bron:           Wie heeft dit geschreven?  Is het een expert, een organisatie of iemand zonder
                                           duidelijke achtergrond? Kijk bij de 'over ons' of 'contact' pagina.
Check de datum :      Hoe oud is de informatie? Vooral bij snel veranderende onderwerpen is
                                           recente info belangrijk.
Check het doel:          Wil de website informeren, verkopen, overtuigen of amuseren? Een website die
                                           iets wil verkopen, kan de feiten verdraaien. 
Check de bronnen:  Worden er bronnen vermeld? Een goede bron vermeldt waar de informatie
                                           vandaan komt, zodat je het zelf kunt controleren. 
Klinkt het logisch?    Als iets te mooi of te gek klinkt om waar te zijn, is het dat vaak ook. 
Vergelijk:                       Controleer belangrijke feiten en cijfers op minstens twee verschillende, betrouwbare bronnen.



Slide 10 - Diapositive

En sla de bron altijd direct op!!!



Slide 11 - Diapositive

Profielwerkstuk
Kwantitatief onderzoek

Slide 12 - Diapositive

Kwantitatief onderzoek

  • Gaat om de 'kwantiteit' (hoeveelheid) van informatie: cijfers, percentages, statistieken.
  • Je wilt verklaren of er een verband is tussen dingen.
  • Je verzamelt informatie van een grote groep.

Je wilt dus weten hoeveel iets voorkomt, of er een verband is tussen twee dingen (bijv. "hoe meer dit, hoe minder dat").


Slide 13 - Diapositive

Kwantitatief onderzoek
Hoe verzamel je kwantitatieve gegevens?

  • Enquêtes/vragenlijsten: Je laat veel mensen (bijv. 50, 100 of meer) een  lijst met gesloten vragen invullen (meerkeuze, ja/nee, schaal 1-5).
  • Cijfers verzamelen: Je gebruikt bestaande cijfers en statistieken (bijv. van het CBS of internet).
  • Experimenten: Soms voer je een test uit waarbij je cijfers meet.

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld Economie
Onderzoeksvraag:
 Hoeveel vmbo-leerlingen in Nederland betalen wekelijks met hun mobiele telefoon?

Hoe aanpakken? 
Een online enquête verspreiden onder 200 vmbo-leerlingen met gesloten vragen over hun betaalgedrag.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld Zorg en Welzijn
Onderzoeksvraag: 
Hoeveel jongeren tussen 12 en 16 jaar eten dagelijks fruit, en is er een verband met het aantal uur dat ze sporten?

Hoe aanpakken? 
Een enquête afnemen bij 150 jongeren over hun fruitinname en sportgedrag, en de resultaten in grafieken en cijfers weergeven.

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld Techniek
Onderzoeksvraag: 
Hoeveel huishoudens in Leeuwarden hebben zonnepanelen, en wat is de gemiddelde opbrengst per huishouden?

Hoe aanpakken? 
Bestaande cijfers opzoeken bij de gemeente of netbeheerder, of een enquête sturen naar huishoudens met zonnepanelen om hun opbrengst te meten.

Slide 17 - Diapositive

Profielwerkstuk
Kwalitatief onderzoek

Slide 18 - Diapositive

Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek geeft antwoorden die je niet kunt meten in cijfers.

Gaat om de 'kwaliteit' van informatie: gevoelens, meningen, ervaringen.
Je wilt begrijpen waarom iets is zoals het is, niet alleen hoeveel.
Je gaat diep de materie in bij een kleine groep.
Voorbeelden:    Waarom vinden leerlingen bepaalde vakken moeilijk?
                                Hoe ervaren mensen stress in hun dagelijks leven?

Slide 19 - Diapositive

Kwalitatief onderzoek
Hoe verzamel je kwalitatieve gegevens?

  1. Interviews: Langere gesprekken met een paar mensen (bijv. 5-10 personen). Je stelt open vragen, zodat ze veel kunnen vertellen.
  2. Observaties: Je kijkt goed naar gedrag, zonder direct vragen te stellen (bijv. hoe mensen reageren in een winkel).
  3. Casestudies: Je onderzoekt één specifiek voorbeeld heel erg gedetailleerd (bijv. één bedrijf, één project).

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld Economie
Economie:
Onderzoeksvraag: Waarom kiezen jongeren vaker voor online kledingwinkels dan voor fysieke winkels?

Hoe aanpakken? 
Interviews met 10 jongeren over hun shopgedrag, hun ervaringen online en offline, en hun redenen voor hun keuze.


Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld Zorg en Welzijn

Onderzoeksvraag: 
Welke behoeften hebben ouderen in het verzorgingstehuis [naam tehuis] aan vrijetijdsactiviteiten?

Hoe aanpakken?
Interviews met 8 bewoners van het tehuis over hun huidige

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld Techniek

Onderzoeksvraag:
Hoe ervaren monteurs van elektrische auto's de verschillen in onderhoud ten opzichte van benzineauto's?

Hoe aanpakken? 
Interviews met 5 ervaren automonteurs over hun dagelijkse werk, uitdagingen en voordelen van elektrische auto's.


Slide 23 - Diapositive

In het kort:


Type onderzoek      Doel             Voorbeeldvragen               Hoe verzamel je data?
Kwantitatief              Cijfers          Hoeveel, hoe vaak?          Enquête, telling
Kwalitatief                  Inzicht         Waarom, hoe?                    Interview, observatie

Slide 24 - Diapositive

Belangrijk om te onthouden:

Goede onderzoeksvragen zijn duidelijk, afgebakend en passen bij jouw onderwerp.

Je kunt ook beide methodes combineren in één werkstuk!

Denk vooraf na over wat je precies wilt weten én hoe je dat het beste kunt achterhalen.

Extra tip voor je profielwerkstuk:
Vraag je begeleider altijd of je onderzoeksvragen goed zijn – dat bespaart veel werk later!

Methode: Interviews met 5 leerlingen.

Slide 25 - Diapositive

Belangrijk om te onthouden:

Goede onderzoeksvragen zijn duidelijk, afgebakend en passen bij jouw onderwerp.

Je kunt ook beide methodes combineren in één werkstuk!

Denk vooraf na over wat je precies wilt weten én hoe je dat het beste kunt achterhalen.

Extra tip voor je profielwerkstuk:
Vraag je begeleider altijd of je onderzoeksvragen goed zijn – dat bespaart veel werk later!

Methode: Interviews met 5 leerlingen.

Slide 26 - Diapositive

Opdracht: "Wat voor Onderzoek is dit?!"
Doel: je leert het verschil  herkennen en uitleggen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan de hand van praktijkvoorbeelden.

Tijdsduur: Ongeveer 10 minuten (inclusief instructie en korte nabespreking)



Slide 27 - Diapositive

Opdracht: "Wat voor Onderzoek is dit?!"
Vandaag gaan we in de praktijk oefenen met het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Jullie weten nog:

  • Kwalitatief: Zoeken naar 'waarom', meningen, diepgaande info, vaak   kleine groep.
  • Kwantitatief: Zoeken naar cijfers, hoeveelheden, verbanden, vaak grote   groep.


Slide 28 - Diapositive

Opdracht: "Wat voor Onderzoek is dit?!"
  1. Lees elk kaartje goed.
  2. Bespreek in je groepje: Past deze onderzoekssituatie beter bij kwalitatief onderzoek of bij kwantitatief onderzoek?
  3. Leg het kaartje op de juiste plek: Leg het kaartje onder de kop 'Kwalitatief Onderzoek' of 'Kwantitatief Onderzoek' op jullie tafel (of schrijf het nummer op onder de juiste kop).
  4. Bedenk per kaartje kort waarom: Waarom hoort dit kaartje bij 'kwalitatief' of 'kwantitatief'? Denk aan de woorden 'waarom', 'hoeveel', 'meningen', 'cijfers', 'kleine groep', 'grote groep'.


timer
8:00

Slide 29 - Diapositive

Onderzoek
Vragen?

Slide 30 - Diapositive

Profielwerkstuk
Bronvermelding

Slide 31 - Diapositive

Doel van de workshop:
Na deze workshop:

  • weet je hoe je bronvermelding volgens de APA-richtlijnen moet doen;


Slide 32 - Diapositive

Bronvermelding
Als je literatuuronderzoek doet voor je theoretisch kader, dan lees je een artikel of een boek. Je komt zo het een en ander te weten en schrijft dit vervolgens op in het theoretisch kader van je scriptie. Dat doe je in je eigen woorden (dat heet ‘parafraseren’) en na een aantal zinnen plaats je dan een bronvermelding, zodat de lezer weet waar je deze informatie vandaan hebt. 

Slide 33 - Diapositive

Bronvermelding
Als je geen bronvermelding plaatst, dan impliceer je ten onrechte dat jij deze informatie zelf hebt bedacht, ontdekt of onderzocht. In je resultatenhoofdstuk hoef je geen bronvermeldingen te plaatsen, want die resultaten heb jij zelf ‘ontdekt.’

Slide 34 - Diapositive

Wat is APA ?
Bedacht door the  American Psychological Association

                                                 
Iedereen schrijft op dezelfde manier zijn of haar onderzoeksresultaten op. Zo wordt het voor iedereen duidelijk en makkelijk om informatie te vinden en te begrijpen.


Slide 35 - Diapositive

Waarom APA?
Eerlijkheid: Je geeft de maker van de informatie de eer die hij of zij verdient.
                        Je zegt waar je je informatie vandaan hebt.
Betrouwbaarheid: Je laat zien dat je goed onderzoek hebt gedaan en geen
                                        onzin opschrijft.
Terugvinden: Anderen (zoals je docent) kunnen makkelijk controleren waar
                             jij je informatie vandaan hebt gehaald.
Geen plagiaat: Je voorkomt dat je per ongeluk werk van een ander 'steelt'.

Slide 36 - Diapositive

Bronnenlijst
* Na het laatste hoofdstuk en vóór de bijlagen;
* In alfabetische volgorde;
* geen aparte lijst voor boeken ,artikelen of websites

Let op: alle gebruikte bronnen moeten worden vermeld!!


Slide 37 - Diapositive

APA-richtlijnen
* regels voor de opmaak en notatie van bronverwijzingen en citaten in je
   tekst;       bijvoorbeeld: (Koning, 2022)

*regels voor  bronnenlijst aan het einde van je scriptie.     bijvoorbeeld:  

Koning, T. (2022). Innovaties in zonne-energie: Een overzicht. Technologie & Maatschappij, 8(1), 12-25. Geraadpleegd van https://www.technologiemaatschappij.nl/archief/8/1/koning.pdf

Voedingscentrum. (2023, 15 maart). Gezonde lunch op school. Voedingscentrum. 


Slide 38 - Diapositive

Hoe 'doe' je APA?
Auteur/Organisatie: Wie heeft het geschreven? (Achternaam, voorletters of de naam van de
                                           organisatie).
Jaartal: Wanneer is het gemaakt of gepubliceerd?
Titel: Hoe heet de tekst, het artikel of de webpagina die je hebt gebruikt? Deze zet je
           schuingedrukt.
Waar te vinden?:
Bij een website: De complete internetlink (URL) en de datum waarop jij de website hebt bezocht
                                  (bijv. "Geraadpleegd op 10 juni 2025 van...").
Bij een boek: De plaats van de uitgeverij en de naam van de uitgeverij.
Bij een artikel uit een tijdschrift: De naam van het tijdschrift, het volume/nummer en de
                                                                    paginanummers. 

Slide 39 - Diapositive

voorbeelden
website zonder duidelijke schrijver:
Voedingscentrum. (2024). Hoeveel water moet je drinken? Geraadpleegd op 11 juni 2025 van https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/water.aspx

website met duidelijke schrijver:
Jansen, L. (2023). De toekomst van werk: Hoe AI de arbeidsmarkt verandert. De Digitale Toekomst. Geraadpleegd op 11 juni 2025 van https://www.dedigitaletoekomst.nl/ai-arbeidsmarkt

Boek:        Visser, P. (2021). Geschiedenis van het Romeinse Rijk. Amsterdam: Atlas Contact.


Slide 40 - Diapositive

APA-richtlijnen
site voor bronvermelding: 

www.scribbr.nl

Slide 41 - Diapositive

Sla al je bronnen direct op!
Maak een lijst: Houd een document bij (bijvoorbeeld in Word of Google Docs) waarin je alle
                               gebruikte bronnen opslaat.

Noteer de volledige link (URL): Kopieer de link van de website.
Noteer de titel van de pagina: Wat is de naam van de specifieke pagina die je hebt bezocht?
Noteer de publicatiedatum (indien aanwezig): Wanneer is de informatie gepubliceerd?
Noteer de bezoekerdatum: Wanneer heb jij de bron bezocht?
Noteer de auteur/organisatie: Wie heeft de informatie geschreven of gepubliceerd? 




Slide 42 - Diapositive

even oefenen
Bronvermelding en match!

Slide 43 - Diapositive

Bronvermelding en Match!
"Jullie gaan zo dadelijk zes kaartjes krijgen. Op de groene kaartjes staan stukjes informatie die je zou kunnen gebruiken voor je Profielwerkstuk. 
Op de blauwe kaartjes staan de bronvermeldingen die daarbij horen. 

Slide 44 - Diapositive

Bronvermelding en Match!
  1. Lees de groene 'Informatiekaartjes' goed. Wat staat erin?
  2. Lees de blauwe 'Bronvermeldingskaartjes'. Welke bronvermelding hoort bij welk stukje informatie? Je mag op internet zoeken op je laptop.
  3. Leg de kaartjes bij elkaar: Leg het groene kaartje met de informatie bij het blauwe kaartje met de juiste bronvermelding.
  4. Check jezelf (samen): Bespreek in je groepje waarom je denkt dat die bron bij die informatie hoort. Kijk vooral naar namen, jaartallen en sleutelwoorden.


 Je hebt hier 7 minuten de tijd voor. Gaat de timer af, dan controleren we samen! 



timer
7:00

Slide 45 - Diapositive

Bronvermelding
Vragen?
timer
1:00

Slide 46 - Diapositive



Succes met het maken van jullie profielwerkstuk!


Slide 47 - Diapositive