H4.3 Lezen

H4.3
Lezen
Welkom!


1HV
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H4.3
Lezen
Welkom!


1HV

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
  • ''...'' de leesstrategie studerend lezen toepassen;
  • ''...'' tekstdoelen herkennen: informeren en vermaken;
  • ''...'' een schematische samenvatting maken;
  • ''...'' het leespubliek bepalen;
  • ''...'' het uitleggend tekstverband herkennen.

Planning
  • Terugblik
  • Studerend lezen
  • Tekstdoelen
  • Leespubliek
  • Tekstverbanden
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Waar hebben we het
in H1/2/3 over gehad?

Slide 3 - Carte mentale

4.3 Lezen                                                                                                                                  p..-.
Studerend lezen
Je gebruikt deze strategie bijv. als je een theorietekst uit een schoolboek leert. 
Je doel is dan om de informatie te onthouden.

Studerend lezen doe je zo:
  • Zoek de hoofdzaken in elke alinea: let op de kernzinnen en de vetgedrukte woorden.
  • Maak eventueel een schematische samenvatting van de inhoud.
  • Controleer of je de tekst kent: laat je overhoren of probeer de inhoud na te vertellen.

Slide 4 - Diapositive

4.3 Lezen                                                                                                                                  p..-.
Tekstdoelen
Wat wil de schrijver, wat is zijn doel? 
Ken je het tekstdoel, dan weet je wat je kunt verwachten van een tekst.

In deze paragraaf krijgen twee soorten informatieve teksten speciaal aandacht:
  • Schematische samenvatting: een samenvatting in de vorm van een overzichtelijk schema;
  • Instructie: een uitleg in stappen hoe je iets moet uitvoeren.

de schrijver wil
tekstdoel
toelichting
voorbeelden
de lezer informatie geven
informeren
• Je krijgt informatie over iets wat werkelijk bestaat of werkelijk gebeurd is.
• Je leest om iets te weten komen.
nieuwsbericht, schoolboektekst
de lezer vermaken
amuseren
• De tekst gaat vaak over verzonnen gebeurtenissen.
• Je leest om je te ontspannen.
leesboek, stripverhaal

Slide 5 - Diapositive

4.3 Lezen                                                                                                                                  p..-.
Leespubliek
Voor wie de schrijver schrijft, zijn lezers. 
Om na te gaan voor wie een tekst is bedoeld, let je op de volgende zaken:
  • De bron;
  • Het onderwerp;
  • Het taalgebruik;
  • De aanspreekvorm (u, jij);
  • Afbeeldingen (wel of geen afbeeldingen; soort afbeeldingen).

Slide 6 - Diapositive

4.3 Lezen                                                                                                                                  p..-.
Leespubliek
Voor wie de schrijver schrijft, zijn lezers. 
Om na te gaan voor wie een tekst is bedoeld, let je op de volgende zaken:
  • De bron;
  • Het onderwerp;
  • Het taalgebruik;
  • De aanspreekvorm (u, jij);
  • Afbeeldingen (wel of geen afbeeldingen; soort afbeeldingen).

Lees je bijvoorbeeld deze tekst uit Know How, dan kun je aan verschillende kenmerken zien dat hij is geschreven voor jongeren:
''Er is een nieuwe griep ontdekt bij zeehonden. Het virus komt van vogels en heeft honderden zeehonden besmet. Nu kun je denken: ach, het zijn maar zeehonden. Maar als het virus zoogdieren ziek kan maken, kan dat op termijn ook een gevaar voor mensen vormen.''
Kenmerken:
  • De bron: Know How was een populair-wetenschappelijk maandblad voor jongeren.
  • Het onderwerp: jongeren vinden dieren vaak interessant.
  • Het taalgebruik: geen lange zinnen en weinig moeilijke woorden.
  • De aanspreekvorm: de lezer wordt met jij aangesproken.


Slide 7 - Diapositive

4.3 Lezen                                                                                                                                  p..-.
Tekstverband
Je hebt al drie soorten tekstverband leren kennen:
• opsomming;
• tijdsvolgorde;
• tegenstelling.

In dit hoofdstuk komt daar het uitleggend tekstverband bij. 
Dit verband komt vaak voor in teksten met het tekstdoel informeren.


tekstverband
signaalwoorden
voorbeelden
uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, onder andere, zoals
1 Op de sportdag kun je kiezen uit verschillende sporten, zoals tennis, hockey of voetbal.
2 Wim houdt het voor gezien, dat wil zeggen dat hij stopt met fluiten.

Slide 8 - Diapositive

Huiswerk
Zelfstandig werken

H4.3 opdracht  ...





Slide 9 - Diapositive

Leestijd
Zelfstandig en stil lezen in je leesboek





timer
20:00

Slide 10 - Diapositive