rekenen Redactiesommen S2 Basis

rekenen 
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

rekenen 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- onze rekenhersencellen wakker houden (maken)!!
- oefenen met redactiesommen (verhaaltjessommen)
- uitrekenen mag natuurlijk op papier
- daag jezelf uit!

Slide 2 - Diapositive

Doel van vandaag:
- Ik kan handig rekenen
- Ik kan mijn rekenkennis toepassen bij 
 redactiesommen

Slide 3 - Diapositive

redactie (verhaaltjes) sommen
1. Lees het verhaaltje goed door.
2. Welke cijfers heb ik nodig om de som te maken.
3. Wat voor een soort som is het? x + - :
4. Schijf de som op een kladblaadje evt
5. Reken de som uit
6. Vul het antwoord in op de whiteboard

Slide 4 - Diapositive

5 kinderen hebben samen een briefje van 50 euro. Ze kopen er alle 5 een kaartje van voor het zwembad. Ze hebben precies genoeg. Hoe duur was ieder kaartje? ______ euro

Slide 5 - Question ouverte

50 : 5 = €10 

Slide 6 - Diapositive

De groentekraam op de markt leverde vandaag 7021 euro winst op. De notenkraam ernaast leverde een winst op van 6996 euro. Hoeveel euro leverde deze minder op dan de groetekraam? _____euro

Slide 7 - Question ouverte

7021 - 6996 = €25  verschil

Slide 8 - Diapositive

Annabel verzamelt kaarten in een album. In het album passen 250 kaarten. Ze heeft er al 172. Hoeveel kan ze nog sparen voor het album vol is? ______ euro

Slide 9 - Question ouverte

250 - 172 = 78

Slide 10 - Diapositive

Sem moet €12.75 betalen. Hij betaalt met 50 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
A
37 euro en 75 cent
B
37 euro en 25 cent
C
75 euro en 37 cent
D
12 euro en 75 cent

Slide 11 - Quiz

€50 - €12,75 = €37,25

Slide 12 - Diapositive

Zebib koopt een tablet van 680 euro. Zij krijgt 250 euro korting. Hoeveel moet Zij betalen?
___euro

Slide 13 - Question ouverte

€680 - €250 = €430,-

Slide 14 - Diapositive

Sven heeft 480gram suiker. Hij gebruikt 155 gram voor het maken van een appeltaart. Hoeveel gram houdt hij over?
_____gram

Slide 15 - Question ouverte

480 - 155 = 325 gram

Slide 16 - Diapositive

"Als we nog 2 stoelen verkopen hebben we deze week 300 stoelen verkocht", zegt de marktverkoper.
Hoeveel stoelen zijn er tot nu toe verkocht?______stoelen

Slide 17 - Question ouverte

300 - 2 = 298 stoelen

Slide 18 - Diapositive

3 kilo aardbeien kost 15 euro. Hoeveel moet moeder betalen voor 4 kilo?
____ euro

Slide 19 - Question ouverte

15 : 3 = 5 / 5 x 4 = €20,-

Slide 20 - Diapositive

Evans doet vakantiewerk en verdient iedere dag
15 euro.
Hoeveel dagen moet hij werken om een fiets van 150 euro te kunnen kopen?
A
100 dagen
B
20 dagen
C
15 dagen
D
10 dagen

Slide 21 - Quiz

150 : 15 = 10 dagen

Slide 22 - Diapositive

Yahya komt om half 8 uit bed. Om kwart voor 9 moet ze klaar zijn om naar school te gaan.

Hoeveel MINUTEN heeft ze om zich klaar te maken?
A
B
C
D
75 minuten

Slide 23 - Quiz

7.30 uur naar 8.45 uur = 

75 minuten

Slide 24 - Diapositive

Yakeen, Fanueal en Mahmood verdelen samen 90 snoepjes. Hoeveel krijgt ieder?
_____ snoepjes

Slide 25 - Question ouverte

90 : 3 = 30 snoepjes

Slide 26 - Diapositive

Op een spaarkaart passen 25 zegels.
Solomiueal heeft 356 zegels.
Hoeveel spaarkaarten kan hij vol maken.

Slide 27 - Question ouverte

356 : 25 = 14 volle kaarten
(6 zegeltjes over)

Slide 28 - Diapositive

Over precies 168 dagen is Muna weer jarig heeft ze uitgerekend. Precies 3 weken later wil ze weer weten hoeveel dagen het nog duurt. Hoeveel dagen duurt het dan nog ? _____dagen

Slide 29 - Question ouverte

168 - 21 = 147 dagen

Slide 30 - Diapositive

Ice koopt een stereoset van 420 euro. Daarbij koopt hij nog eens geluidsboxen van 133 euro. Hoeveel euro moet hij betalen? _____ euro

Slide 31 - Question ouverte

€420 + €133 = €553,- 

Slide 32 - Diapositive

De moeder van Amar koopt voor haar verjaardag 4 cadeautjes van 9 euro en drie cadeautjes van 7 euro. Hoeveel moet ze betalen?
______ euro

Slide 33 - Question ouverte

(4 x 9) + (3 x 7) = 36 + 21 = €57,-

Slide 34 - Diapositive

De stad waar Nout en Nadine wonen heeft 15800 inwoners. In een tijd van 15 jaar kwamen er 6200 inwoners bij. Hoeveel inwoners heeft hun stad nu?
A
2200
B
22000
C
9600
D
960

Slide 35 - Quiz

15.800 + 6.200 = 22.000 inwoners

Slide 36 - Diapositive

Emma wil 20 pakken van 500 ml liter vullen met appelsap. Hoeveel liter appelsap heeft ze nodig?

Slide 37 - Question ouverte

20 x 500 ml = 10.000 ml = 10 liter

Slide 38 - Diapositive

Een grasmaaier kost 346 euro. Een klant koopt er 3 tegelijk en krijgt daarom in totaal 150 euro korting. Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 39 - Question ouverte

3 x €346 = €1038 

1038 - 150 = €888

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive