12 juni oefenen toetsweek

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Socialiseren

Je pakt je laptop of je boek (methode). Tas op de grond. 

Deze laat je dicht tot na de instructie. 

Lesopbouw

• Grammatica (woordsoorten en zinsdelen ) toetsweek
• Deze les zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
• Leerdoelen
• Uitleg - video - vragen
• Quizziz
• Evaluatie les
• Opruimen
  

Grammatica zinsdelen

Leerdoel:

Je leert de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.  

Oefenen

Open je laptop en doe mee. 

Hoe vind je de persoonsvorm in een enkelvoudige zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ik loop elke ochtend naar school.

1. ik
2. naar school
3. loop

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leraar heeft een toets gemaakt.

1. heeft
2. de leraar
3. heeft gemaakt
4. een toets

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin?
Hij geeft een cadeautje aan zijn zusje.

1. hij / geeft
2. geeft / zijn zusje
3. geeft / hij
4. geeft / een cadeautje

Wat is het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Wat is een voorbeeld van meerdere werkwoorden in een zin?

1. Wij willen gaan zwemmen.
2. Het weer is slecht.
3. De hond blaft luid.
4. Jij moet je huiswerk maken.

Scheidbare werkwoorden 

Scheidbare werkwoorden kun je splitsen in twee losse woorden, namelijk het voorvoegsel en het werkwoord. Ze horen allebei bij het werkwoordelijk gezegde

opeten - eet op - hij eet zijn pap langzaam op 

uitzetten - zet uit  - mijn moeder zet de radio uit

weglopen - loopt weg - ik loop snel weg naar huis

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Hij zet de t.v. uit.

1. hij
2. hij zet
3. de t.v. uit
4. zet uit

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Ik heb gisteren een ijsje gegeten.

1. heb gisteren
2. ik heb gegeten
3. ik een ijsje
4. heb gegeten

Geef aan: de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde:

Waarom heeft hij tegen haar gelogen?

1. Waarom / haar / gelogen
2. Heeft / hij / tegen haar
3. Heeft / hij / heeft gelogen
4. Hij / heeft / gelogen

Quizziz 

Persoonsvorm en onderwerp

Werkwoordelijk gezegde

Evaluatie les

Heb je voldoende geleerd voor de toetsweek?

Opruimen

Schuif je stoel aan.

Wachten op de bel.