P1 - week 4

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is de juiste vertaling voor de zin:
Vrijdagavond ga ben ik met vrienden
A
El viernes por la noche vamos a quedar con amigos.
B
El viernes por la noche va a quedar con amigos.
C
El viernes por la noche voy a quedar con amigos.
D
El viernes por la noche va a quedar con amigos.

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vertaling voor:
Zaterdag gaan mijn ouders naar familie.
A
El sábado mis padres van a familia.
B
El sábado mis padres va a familia
C
El sábado mis padres vamos a familia.
D
El sábado mis padres vais a familia.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Vertaal naar het Spaans:
Morgen ga ik werken.
werken = trabajar

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat betekent por si las moscas?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Match de vertalingen.
Morgen gaat het regenen. 
Zaterdag wordt het tussen de 15 en 18 graden. 
Zondag gaat het niet regenen. 
Mañana va a llover
Domingo no va a llover
Sábado va a ser entre 15 y 18 grados.

Slide 27 - Question de remorquage

Welke vorm van ir gebruiken we als we het hebben over het weer (el tiempo)?
A
yo - voy
B
tú - vas
C
Él/ella/usted - va
D
ellos/ellas/ustedes - van

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

In ________________ is het aan het regenen, maar het is niet koud.
In _______________ is het warm.
In ___________________ is het bewolkt, maar het is niet aan het regenen.
In _______________ is het zonnig, het is een mooie dag. 
In _____________ is het heel koud en is het aan het sneeuwen.
Madrid
Santander
Barcelona
Granada
Tenerife

Slide 30 - Question de remorquage

Maak de opdrachten - periode 1 - week 4

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 34 - Question ouverte

Geef jezelf een cijfer voor:
je inzet in de les
010

Slide 35 - Sondage

Geef 1 tip en 1 top over aan jezelf over je werkhouding.

Slide 36 - Question ouverte