Stevigheid en beweging Quiz

Stevigheid en beweging les 3
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Stevigheid en beweging les 3

Slide 1 - Diapositive

Zoogdieren hebben een?
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
C
Geen skelet

Slide 2 - Quiz

Mieke zegt: 'ik heb een spier die nooit moe wordt'. Kan dit? Zo ja: Wat voor een spier is dit?
A
Nee, spieren worden op een bepaald moment moe
B
Ja, dit is een hartspier
C
Nee, dit komt alleen bij insecten voor
D
Ja, dit is een skeletspier

Slide 3 - Quiz

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 4 - Quiz

Blessures kunnen ontstaan door overbelasting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
vergroeide beenverbinding
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 6 - Quiz

Wat zijn blessures?
A
Een gebroken bot
B
Niet kunnen voetballen
C
Een beschadiging aan spieren, pezen, gewrichten of botten
D
Een kneuzing

Slide 7 - Quiz

Wat voor functie heeft de schedel?
A
stevigheid geven
B
bescherming geven
C
beweging mogelijk maken
D
bloedcellen maken

Slide 8 - Quiz

Kippenvel ontstaat door spieren. Wat klopt over deze spieren?
A
De spieren zitten vast aan botten
B
De spieren bevinden zich in de huid
C
Het komt zowel voor dat deze spieren aan botten als aan de huid vast zitten

Slide 9 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtsbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 10 - Quiz

sommige gewrichten moeten meer werk verrichten dan andere. Welk deel die het gewricht extra verstevigd, hebben deze gewrichten wel en andere gewrichten niet.
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 11 - Quiz

wat is een antagonistisch paar?
A
twee botten welk met een gewricht verbonden zijn.
B
een buig- en strekspier welk samen een beweging mogelijk maken
C
twee mensen wel een andere bouw hebben.
D
twee organen welk samenwerken in een orgaanstelsel.

Slide 12 - Quiz

Het skelet bestaat uit?
A
Hoofd, wervelkolom en ledematen
B
Hoofd, armen en benen
C
Hoofd, romp en ledematen
D
Wervelkolom, armen en benen

Slide 13 - Quiz

Welke functie heeft lijmstof in bot?
A
Zorgt voor stevigheid
B
Zorgt voor buigzaamheid
C
Zorgt voor vorm
D
Zorgt voor beweging

Slide 14 - Quiz


Een gewricht ..
A
is hetzelfde als een bot
B
is stevig door een kraakbeenlaagje
C
zorgt ervoor dat botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen

Slide 15 - Quiz

Het skelet van ouderen bevat meer ..... dan het skelet van jongeren.
A
Kalkzouten
B
Collageen
C
Kraakbeenweefsel

Slide 16 - Quiz

Voor welke functie van het skelet zijn gewrichten nodig?
A
stevigheid
B
vorm
C
beweging
D
bescherming

Slide 17 - Quiz

Spierpijn en blessures voorkom je door?
A
Warming-up
B
Rekoefeningen
C
Coolingdown
D
Alle drie de antwoorden

Slide 18 - Quiz

Baby's die al kunnen staan, hebben vaak kromme benen.
Welke functie van het skelet is bij baby's nog niet volledig aanwezig?
A
beweging
B
vorm
C
stevigheid
D
bescherming

Slide 19 - Quiz

Wat is gewrichtssmeer?
A
weefsel dat stevig is en goed buigzaam
B
stof die bij botten voor stevigheid zorgt
C
vloeistof waardoor botten soepel kunnen bewegen
D
stof die bij botten voor de buigzaamheid zorgt

Slide 20 - Quiz

Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging

Slide 21 - Quiz


In de afbeelding hiernaast is een deel van het skelet getekend.
Komt in dit deel van het skelet een kogelgewricht voor? En een rolgewricht?
A
wel een kogelgewricht, maar geen rolgewricht
B
wel een rolgewricht, maar geen kogelgewricht
C
zowel een kogelgewricht als een rolgewricht

Slide 22 - Quiz

Skelet
Uit hoeveel botten bestaat jouw skelet?
A
106
B
206
C
176
D
236

Slide 23 - Quiz

5. Wat is de antagonist van de spierbal op je bovenarm?
A
Biceps
B
Triceps
C
Kuitspier
D
Scheenspieren

Slide 24 - Quiz

Wat doen de pezen?
A
Produceren bloedcellen
B
Hechten spieren aan de skelet
C
Produceren warmte
D
Trekken aan de botten

Slide 25 - Quiz

Wat voor beenverbinding is de knie?
A
Kraakbeenverbinding
B
Vergroeid
C
Gewricht
D
Naden (naadverbinding)

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 27 - Quiz

Wat zijn fontanellen?
A
Harde plekken op de schedel van een baby
B
Zachte plekken op de schedel van een baby
C
Kleine gaatjes in de schedel
D
Gebroken botten in de schedel

Slide 28 - Quiz

Pezen kunnen zich samentrekken.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 30 - Quiz