Antwoorden examenopdrachten H4: De Tweede Wereldoorlog

Historisch Overzicht 
vanaf 1900


De Tweede Wereldoorlog
Antwoorden examenopdrachten
1 / 9
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 9 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Feuilles de travail

Éléments de cette leçon

Historisch Overzicht 
vanaf 1900


De Tweede Wereldoorlog
Antwoorden examenopdrachten

Slide 1 - Diapositive

Antwoord
Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om de Duitse inval (in Nederland op 10 mei 1940).

Slide 2 - Diapositive

Antwoord
• nummer 1 (1 punt) 
• nummer 2 (1 punt)

Slide 3 - Diapositive

Antwoord
Voorbeeld van een juist antwoord is (twee van de volgende):

− (Meer) burgers worden slachtoffer/doelwit van oorlogsgeweld. / Er worden wapens gebruikt met grote vernietigingskracht.
− De economie staat in dienst van de oorlog.
− Het hele land (ook wie niet kan meevechten) moet meehelpen aan het thuisfront.
− De staat controleert de hele samenleving.

per juist antwoord 1

Slide 4 - Diapositive

Antwoord
Voorbeeld van een juist antwoord is:
De systematische Jodenvervolging in Nederland begon met het oppakken van Joden tijdens razzia’s (door de Duitsers). Vervolgens werden zij naar (het doorgangskamp) Westerbork gestuurd om van daaruit naar vernietigingskampen (zoals Auschwitz) te worden gedeporteerd (waar zij werden vermoord).

indien drie begrippen juist worden gebruikt 2 punten
indien twee begrippen juist worden gebruikt 1 punt
indien minder dan twee begrippen juist worden gebruikt 0 punten

Opmerking
Er mogen alleen scorepunten worden toegekend als de begrippen in een juiste onderlinge samenhang en betekenis worden gebruikt.

Slide 5 - Diapositive

Antwoord
E (Verenigde Staten)

Slide 6 - Diapositive

Antwoord
Uit het antwoord moet blijken dat het Duitse leger (aan het einde van de oorlog) iedereen nodig had in de strijd / veel troepen ingezet waren aan het Oostfront.

Slide 7 - Diapositive

Antwoord
De krijgsgevangenen hadden gevochten vóór de Geallieerden en tegen de As-mogendheden.

Opmerking
Alleen als beide bondgenootschappen juist zijn, mag 1 scorepunt worden toegekend.

Slide 8 - Diapositive

Antwoord
C (Groot-Brittannië)

Slide 9 - Diapositive