Quiz bij thema 2 DISK

Vragen bij telefoongesprek
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenISK

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vragen bij telefoongesprek

Slide 1 - Diapositive

Met wie belt Joan?
A
de huisarts
B
de tandarts
C
de school
D
de fysiotherapeut

Slide 2 - Quiz

Waarom belt Joan?
A
Ze wil de afspraak verzetten.
B
Ze wil een afspraak maken.
C
Ze wil een klacht indienen.

Slide 3 - Quiz

Waarom wil Joan de afspraak verzetten?
A
Ze moet naar school.
B
Ze heeft een andere afspraak.
C
Ze is ziek.

Slide 4 - Quiz

Hoe reageert de assistente?
A
Ze is blij.
B
Ze is verbaasd.
C
Ze is geïrriteerd .
D
Ze is verdrietig.

Slide 5 - Quiz

Wanneer is de nieuwe afspraak van Joan?
A
vrijdag om 11:00 uur
B
morgen om 15:00 uur
C
dinsdag om 15:30 uur
D
vrijdag om 16:00 uur

Slide 6 - Quiz

Woordenschat/spelling

Slide 7 - Diapositive

Typ het woord dat je hoort.

Slide 8 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 9 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 10 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 11 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 12 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 13 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 14 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 15 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 16 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort.

Slide 17 - Question ouverte

Meervoud!!

Slide 18 - Diapositive

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 19 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 20 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 21 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 22 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 23 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 24 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 25 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 26 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 27 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort in het meervoud.

Slide 28 - Question ouverte