bladzijde 129 en 130, oefening 7
WAT HEB JE GISTEREN GEDAAN?
Je krijgt een kaartje. We wandelen door de klas.
Je vraagt aan iedereen: "Wat heb je gisteren gedaan?"
Antwoord: staat op het kaartje.
Schrijf een zin met de naam bij de juiste kamer.
bv. bij foto van de badkamer: "Bart heeft een douche genomen".
bv. bij foto van de keuken: "Anna heeft spaghetti gekookt".