Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Nederlands Begrijpend lezen Les 1: herhaling
Slide 1 - Diapositive
Deze les ga je...
...leesvaardigheid van de afgelopen Blokken herhalen.
Slide 2 - Diapositive
Stof voor de Eindtoets Begrijpend Lezen:
Theorie vind je in het onderdeel Lezen uit je boek 'Op Niveau' Blok 1 t/m 6
Belangrijke begrippen:
onderwerp en deelonderwerp
alinea en kernzin
hoofdgedachte
tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm
leesstrategieën
feit (=objectief) en mening (=subjectief)
citeren
opbouw van een tekst
opbouw van aan alinea
titel en tussenkopjes
4 manieren om een tekst in te leiden
3 manieren om een tekst af te sluiten
Slide 3 - Diapositive
Kijk-, lees- en luistervaardigheid
Vandaag gaan we even wat anders doen: kijk- en luistervaardigheid. De vaardigheden die je gebruikt bij 'kijken/luisteren', gebruik je namelijk ook bij 'begrijpend lezen'.
In de toetsweek wordt begrijpend lezen weer getoetst.
Door kijken/luisteren te oefenen, oefen je dus ook de vaardigheden voor begrijpend lezen.
Slide 4 - Diapositive
Eerst een paar algemene vragen over begrijpend lezen..
Slide 5 - Diapositive
Welke 5 tekstdoelen ken je?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.
Slide 7 - Question ouverte
Hoe is een alinea opgebouwd?
Slide 8 - Question ouverte
Hoe moet je citeren? Hoe citeer je deze zin op de goede manier? Mijn oma was vroeger heel goed in zwemmen en heeft meegedaan aan de Olympische Spelen.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de hoofdgedachte van een stuk tekst?
A
dat is waar de lezer aan denkt tijdens het lezen
B
dat is waar de schrijver aan denkt wanneer hij de tekst schrijft.
C
dat is wat er uitgelegd wordt in de tekst
D
dat is het hoofdonderwerp van de tekst
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
dat is wie iets doet in de tekst
B
dat is de belangrijkste figuur in de tekst
C
het onderwerp wordt bepaald door de schrijver
D
dat is waar de hele tekst over gaat
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Slide 12 - Question ouverte
Feit of mening: Nederlands is een taal.
A
feit
B
mening
Slide 13 - Quiz
Feit of mening? Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit
Slide 14 - Quiz
Subjectieve informatie is een..
A
feit
B
mening
Slide 15 - Quiz
Objectieve informatie is een..
A
feit
B
mening
Slide 16 - Quiz
Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 17 - Quiz
Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
amuseren
B
mening geven
C
informeren
Slide 18 - Quiz
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea/alinea's.
C
Aspecten van het onderwerp.
Slide 19 - Quiz
Wat is een tekstvorm van een overtuigende tekst?
A
recensie
B
nieuwsbericht
C
handleiding
D
artikel in de krant
Slide 20 - Quiz
Wat is een tekstvorm van een activerende tekst?
A
artikel
B
nieuwsbericht
C
handleiding
D
reclame
Slide 21 - Quiz
Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?
A
Inleiding, onderwerp en alinea
B
Inleiding, slot en uitleg
C
Inleiding, middenstuk (kern) en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte
Slide 22 - Quiz
Hoe noemen we verschillende aspecten (=onderdelen) van het onderwerp?
A
onderwerp
B
deelonderwerpen
C
hoofdgedachte
D
tussenkopjes
Slide 23 - Quiz
Een alinea bestaat uit...
A
Meerdere kernzinnen.
B
Een kernzin, aangevuld met voorbeelden.
C
Een kernzin, aangevuld met toelichting.
D
Een kernzin in het midden van een alinea.
Slide 24 - Quiz
Een kernzin geeft...
A
aan wanneer er een alinea begint
B
de belangrijkste informatie van de alinea
C
een toelichting
D
een voorbeeld
Slide 25 - Quiz
"Peuters zijn kleine genieën. Ze zijn creatief, lossen lastige vraagstukken in een mum van tijd op en kunnen zelfs rekenen met letters."
Waar verwijst 'Ze' (r. 1) naar?
Slide 26 - Question ouverte
De onderzoekers gaven de peuters een kleurrijke doos met spullen. Hierin zaten dingen die de kinderen nog nooit eerder hadden gezien, zoals een veer, een eierdop en een spatel.
Waar verwijst 'die' (r. 2) naar?
Slide 27 - Question ouverte
Geef aan of de zin een feit of een mening is.
Feit
Mening
De film duurde wel 180 minuten!
De film was erg langdradig
Spaghetti is lekker.
Computerspelletjes zijn pas leuk als er geweld in zit.
Sommige moslimmeisjes dragen een hoofddoek.
Het aantal vuurwerkslachtoffers is dit jaar weer gestegen.
Slide 28 - Question de remorquage
Feit of mening?: Hilversum is een leuke stad om in te wonen.
A
Feit
B
Mening.
Slide 29 - Quiz
Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
verkennen
Slide 30 - Quiz
Leesvaardigheid
Lees het artikel op de volgende slide.
Er volgen een aantal vragen over.
Slide 31 - Diapositive
https:
Slide 32 - Lien
Waar verwijst het woord 'Zij' (r. 2) naar?
"Horen we straks alleen nog nummers van Nederlandse artiesten op de radio? Wel als het aan auteursrechtenorganisaties Buma Cultuur en Sena ligt. Zij roepen radiostations op om de komende tijd zo veel mogelijk muziek van eigen bodem te draaien, om Nederlandse muzikanten tegemoet te komen in de coronacrisis."
Slide 33 - Question ouverte
Citeer de kernzin van de tweede alinea.
Slide 34 - Question ouverte
In dit artikel staan vooral..
A
feiten
B
meningen
Slide 35 - Quiz
Het tekstdoel van deze tekst is...
A
mening geven
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen
Slide 36 - Quiz
Kijk- en luistervaardigheid
Bekijk de filmpjes op de volgende slides.
Er volgen een aantal vragen over.
Slide 37 - Diapositive
0
Slide 38 - Vidéo
Rutte zegt: "En zo lang er geen vaccin is, zal het coronavirus als een golf door de wereld blijven gaan." Wat bedoelt hij met deze uitspraak?
Slide 39 - Question ouverte
0
Slide 40 - Vidéo
Leg in je eigen woorden uit hoe een vaccin werkt.
Slide 41 - Question ouverte
0
Slide 42 - Vidéo
Wat is het verschil tussen een vaccin en een medicijn?
Slide 43 - Question ouverte
Wat betekent het spreekwoord 'Voorkomen is beter dan genezen?'
Slide 44 - Question ouverte
0
Slide 45 - Vidéo
Wat is de eerst reden waarom het nog een jaar duurt voordat er een vaccin is?
Slide 46 - Question ouverte
0
Slide 47 - Vidéo
En wat is de tweede reden?
Slide 48 - Question ouverte
0
Slide 49 - Vidéo
Aan welke woorden (signaalwoorden) kun je horen dat de presentator aan zijn laatste deelonderwerp begint?
Slide 50 - Question ouverte
Wat is een pandemie?
Slide 51 - Question ouverte
Dit filmpje bevat subjectieve/objectieve informatie.