ISK A Leervaardigheden 11 september

Woorden leren
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woorden leren

Slide 1 - Diapositive

Woorden leren
In jouw hoofd zijn al veel dingen. Bijvoorbeeld woorden in jouw taal en dingen die in jouw leven gebeurd zijn.
Als jij een nieuw woord leert, dan moet je dat woord vastmaken aan de dingen die al in jouw hoofd zijn.
Zo kun je het woord beter en sneller onthouden en weet je beter hoe je het kunt gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Woorden leren
1. Mindmap maken
2. Zinnen maken
3. Verhaaltje maken
4. Uitbeelden of het woord aan een herinnering vastmaken


Slide 3 - Diapositive

Mindmap
Je denkt aan een woord en schrijft zoveel mogelijk woorden op die daarbij horen. 
Je maakt dan een kaart of spinnenweb van woorden die bij elkaar horen. Je mag daar ook tekeningen bij maken. 

Slide 4 - Diapositive

Zinnen maken
Gebruik het woord in een zin. Hierdoor krijgt het woord een grotere betekenis en kun je het in een situatie in je hoofd plaatsen.



De vacature staat online.
de vacature

Slide 5 - Diapositive

Maak een zin bij: solliciteren

Slide 6 - Question ouverte

Verhaal maken
Zinnen maken is goed om woorden te leren. Als je meer woorden hebt die bij elkaar passen, dan kun je een verhaal maken.

de vacature - solliciteren - staan
De vacature staat open sinds vandaag. Ik ga een motivatiebrief schrijven en solliciteren.

Slide 7 - Diapositive

Maak een zin bij: de functie

Slide 8 - Question ouverte

Opdracht: Mindmap
Je denkt aan het woord: "vacature" en schrijft zoveel mogelijk woorden op die daarbij horen. 
Je maakt dan een kaart of spinnenweb van woorden die bij elkaar horen. Je mag daar ook tekeningen bij maken. 

Slide 9 - Diapositive

Opdracht: Nieuwe woorden 
1. Lees het artikel. 
2. Zoek 5 woorden die je nog niet kent en die wel passen in je mindmap. 
3. Voeg de nieuwe woorden toe in je mindmap. 
4. Schrijf ze met de betekenis op in je schrift. 
5. Maak 5 zinnen met deze nieuwe woorden. 
6. Bedenk een verhaal met de nieuwe woorden.

Slide 10 - Diapositive

Schrijf twee of drie korte zinnen met deze woorden:
het klimaat - regen - hittegolf

Slide 11 - Question ouverte