Oefentoets TH2 Voortplanting en seksualiteit
Welke van de opsommingen bevat alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
B
borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
C
tepels, borsthaar, eierstokken
D
vagina, penis, baarmoeder
1 / 16
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Welke van de opsommingen bevat alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
B
borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
C
tepels, borsthaar, eierstokken
D
vagina, penis, baarmoeder
Slide 1 - Quiz
Spermatogenese vindt plaats in
A
de eierstokken
B
het scrotum
C
de zaadkanaaltjes
D
de bijballen
Slide 2 - Quiz
welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 1?
Slide 3 - Question ouverte
in de eierstokken worden de volgende hormonen gemaakt
A
FSH en LH
B
FSH en oestrogeen
C
LH en progesteron
D
oestrogeen en progesteron
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je de lege follikel na de eisprong?
Slide 5 - Question ouverte
Het uitblijven van de menstruatie na de bevruchting komt door het hormoon
A
progesteron
B
oestrogeen
C
HCG
D
LH
Slide 6 - Quiz
Het uitblijven van follikelrijping in de tweede helft van de menstruatiecyclus komt door
A
de remmende werking van oestrogeen
B
de remmende werking van progesteron
C
de remmende werking van FSH
D
de remmende werking van LH
Slide 7 - Quiz
hoe heet de voortplantingstechniek die hier is afgebeeld?
Slide 8 - Question ouverte
Als bij een vrouw een bevruchte eicel voorkomt, waar bevindt die zich dan?
A
in de eierstok
B
in de eileider
C
in de baarmoeder
D
in de vagina
Slide 9 - Quiz
De placenta is aangelegd door
A
alleen de moeder
B
moeder en embryo
C
alleen het embryo
Slide 10 - Quiz
Een eeneiige tweeling ontstaat uit
A
één zaadcel en één eicel
B
twee zaadcellen en één eicel
C
één zaadcel en twee eicellen
D
twee zaadcellen en twee eicellen
Slide 11 - Quiz
Syfilis kan worden behandeld met antibiotica en wordt veroorzaakt door een
A
virus
B
schimmel
C
parasiet
D
bacterie
Slide 12 - Quiz
Welk van de onderstaande beweringen is juist?
A
HIV en AIDS zijn beide virussen
B
HIV is een virus en AIDS een ziekte
C
HIV is een ziekte en AIDS een virus
D
HIV en AIDS zijn beide ziekten
Slide 13 - Quiz
Een organisme heeft 2n=12 chromosomen,
hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
A
2
B
6
C
12
D
24
Slide 14 - Quiz
een cel met 2n=46 chromosomen deelt zich mitotisch, hoeveel chromosomen heeft één dochtercel?
A
2n=46
B
2n=23
C
n=46
D
n=23
Slide 15 - Quiz
een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-II?
A
2n=16
B
2n=8
C
n=8
D
n=4
