Pers / bez vnw §8

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Leer je wat een persoonlijk voornaamwoord is.
  • Leer je wat een bezittelijk voornaamwoord is.
  • Leer je hoe je deze 2 uit elkaar kan houden.

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Waarom leest dit niet fijn?

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan: 

zij verloren de wedstrijd; pas op, hij bijt!; ik heb het op tafel gelegd.


Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)

Slide 6 - Diapositive

Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.

Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.

A. Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.

B. Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.
A
Alleen zin A is goed
B
Alleen zin B is goed
C
Beide zinnen zijn fout
D
Beide zinnen zijn goed

Slide 7 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is:
Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend.

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verschil?

Ik heb ... pakketje voor ... klaargelegd.



Slide 9 - Diapositive

Verwarring.....
De woorden je, haar, ons, jullie en hun kunnen zowel pers. vnw als bez. vnw zijn.

Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen door hij, hem of zijn.

Slide 10 - Diapositive

Trucje
Een persoonlijk vnw kun je vervangen door hij of hem.
– Is dit volbloedpaard van jullie? → Is dit volbloedpaard van hem? → jullie = pers.vnw
Een bezittelijk vnw kun je vervangen door zijn.
– Dat is je verrekijker. → Dat is zijn verrekijker. → je = bez.vnw

Slide 11 - Diapositive

Heb je jouw neef nog gebeld?
je =
jouw =
A
persoonlijk vnw persoonlijk vnw
B
persoonlijk vnw bezittelijk vnw
C
persoonlijk vnw bijvoeglijk nmw
D
bezittelijk vnw bezittelijk vnw

Slide 12 - Quiz

Welke voornaamwoorden staan in deze zin:
Hij heeft dat boek van mij gejat.
A
alleen persoonlijk
B
alleen bezittelijk
C
persoonlijk en bezittelijk

Slide 13 - Quiz

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Noteer de P.VNW. en B.VNW. uit deze zin:
Kan die vriend van jou ons niet helpen met ons zware werk?

Slide 15 - Question ouverte

Kan die vriend van JOU ons niet helpen met ons zware werk?
A
P. VNW.
B
B. VNW.

Slide 16 - Quiz

Kan die vriend van jou ONS niet helpen met ons zware werk?
A
P. VNW.
B
B. VNW.

Slide 17 - Quiz

Kan die vriend van jou ons niet helpen met ONS zware werk?
A
P. VNW.
B
B. VNW.

Slide 18 - Quiz

Maak een zin waarin 'ons' GEEN P. VNW. of B. VNW. is.

Slide 19 - Question ouverte

Neem de onderstreepte woorden uit de tekst over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: ZN, BLW, OLW, BN, ZWW, HWW, P. VNW., B. VNW.

Slide 20 - Diapositive

                  Regelmatig gaat het verkeerd..

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag
Cursus 5, §8: opdracht 1 en 2

Slide 22 - Diapositive

1. Dat is haar fiets.
2. Die fiets is van haar.

Welke woordsoort is 'haar'?
A
1 bez. 2 bez.
B
1 pers. 2 pers.
C
1 pers. 2 bez.
D
1 bez. 2 pers.

Slide 23 - Quiz

Maak een zin waarin 'het' persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 24 - Question ouverte

                  Regelmatig gaat het verkeerd..

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag
Cursus 5, §6: opdracht 1 en 2

Slide 26 - Diapositive