Grammatica/spelling les 3

Grammatica/spelling les 3
Vandaag:
  • Journaal
  • Terugblik/herhaling vorige week 
  • Verder met module grammatica spelling -> als en dan 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica/spelling les 3
Vandaag:
  • Journaal
  • Terugblik/herhaling vorige week 
  • Verder met module grammatica spelling -> als en dan 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Vorige week 
  • Dinsdag: grammatica les 2 (jou,jouw, mij, mijn) -> veel leerlingen hebben deze les gemist door het volleybaltoernooi
  • Woensdag: oefenen voor het examen lezen en rekenexamen afgemaakt  

Slide 3 - Diapositive

De onderdelen in deze module
-woordsoorten
-jou en jouw goed gebruiken
-als en dan goed gebruiken
-zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
-werkwoordspelling
AFRONDING IS EEN KLEIN TOETSJE

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die we gebruiken om naar mensen of dingen te verwijzen zonder hun naam te noemen. Ze helpen ons om zinnen korter en duidelijker te maken.
- Ik, jij, hij, u, wij, jullie, zij


Zij gaan in februari trouwen.



Slide 6 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets een bezit is van iemand of iets.
- Mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons, jullie, hun

Zij gaan in februari trouwen. Het is hun bruiloft. 

Slide 7 - Diapositive

Veelvoorkomende fouten
1. ''me'' is geen bezittelijk voornaamwoord
Dat mag niet van mijn vader. 




2. '' jou'' is een persoonlijk voornaamwoord, terwijl ''jouw'' een bezittelijk voornaamwoord is.                              ''Dat is jouw tas.'' En ''De tas  is van jou.'' 


Slide 8 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord
Zij
geeft
de
kaarten
aan
ons.
Hebt
u
ons
gezien
tijdens
dat
feestje
van
hem.

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is géén persoonlijk voornaamwoord?
A
jullie
B
hem
C
zij
D
mijn

Slide 10 - Quiz

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar zijn feestje? 
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 11 - Quiz

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw

Slide 12 - Question de remorquage

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt ons niets verteld.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 13 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Dat is onze dierenarts.
A
Dat
B
is
C
onze
D
dierenarts

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

De jongen is sneller ... zijn vriend.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

De leerling leert net zo hard voor de toets ... zijn klasgenoten.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

De bomen in het bos zijn even groot ... in mijn tuin.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

De docent heeft bijna vakantie, net zo ... de leerlingen.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quiz

Mijn tas is zwaarder ... die van jou.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Mijn buren zijn niet zo blij met mijn nieuwe trompet (als / dan) ik.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Opdrachten maken


Maak van 6.2 opdracht 5 en 6

Slide 22 - Diapositive

De jongen is sneller ... zijn vriend.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz