Grammar

Today's planning
Herhaling grammar + vragen beantwoorden 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Today's planning
Herhaling grammar + vragen beantwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Present simple
Wat is het?
Tegenwoordige tijd
Waarvoor gebruik je het?
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
Wat doe je bij he, she, it 
Je plakt een -s achter het werkwoord

Bijv: Caitlin thinks she's the boss

Slide 2 - Diapositive

Present simple: bevestigend
I
write a message

He/ She/ It
writes a message

You
write a message

We/ They
write a message

Slide 3 - Diapositive

Present simple: ontkennend
I
don't want any pasta

He/ She/ It
doesn't want any pasta

You
don't want any pasta

We/ They
don't want any pasta

Slide 4 - Diapositive

Present simple: vragend
I
Do I like cricket?

He/ She/ It
Does he/she/it like cricket?

You
Do you like cricket? 

We/ They
Do we/they like cricket?

Slide 5 - Diapositive

Present continuous

Slide 6 - Diapositive

Present Continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die:
  •    nu bezig of                        
  •    nu aan de gang zijn

Slide 7 - Diapositive

Present Continuous
When
iets wat nu / op dit moment aan de gang is.
How
I                         am walking
he/she/it          is walking
you/we/they   are walking
Signal words
now, at the moment, look ..
Example 
The pupils are listening to the teacher.

Slide 8 - Diapositive

Adverb (Bijwoord)
Wat is een adverb (bijwoord)?
Een bijwoord geeft meer informatie over het hoe: hoe iets gebeurt of bijvoorbeeld hoe oud iets is.
Voorbeeld:
Hoe zingt zij? She sings beautifully.

Hoe oud? This castle is incredibly old.
Hoe maak je een bijwoord?
De vorm van het bijwoord is vaak bijvoeglijk naamwoord + -ly. Er zijn ook onregelmatige bijwoorden.

Slide 9 - Diapositive

Plaats van het bijwoord
vóór een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord:
You’re going to become extremely popular.
She works really seriously on the journal.
vóór het hoofdwerkwoord:
She regularly asks me to write for her website.
He quickly grabbed the snake.
aan het einde van de zin voor meer nadruk:
He grabbed the snake quickly.
She takes everything so seriously.
Let op!
Bijwoorden staan ná een vorm van to be (am / are / is / was / were).
They are usually late.
It is not exactly cheap, is it?
Een bijwoord staat in het algemeen vóór het woord waarover het iets zegt.

Slide 10 - Diapositive

Adverbs & adjectives

Slide 11 - Diapositive

Bezit met - 's
Om bezit aan te geven gebruik je 's

Het boek van Jamie - Jamie's book (persoon)
De wol van de schapen - the sheep's wool (dier)
Het nieuws van gisteren - Yesterday's news (tijd)

Je gebruikt 's om bezit aan te geven van:
een persoon, dier, tijd, product, bedrijf of winkel.


Slide 12 - Diapositive

Bezit met - s'
Als het woord al op een -s eindigt zet je er  alleen ' achter
Dit is bijvoorbeeld als het woord in het meervoud eindigt op een s:

Het boek van mijn zussen - My sisters' book
Het boek van mijn broers - My brothers' book
Het boek van mijn ouders - My parents' book



Slide 13 - Diapositive