De grote examenstoomcursus basis/kader 4

Examentraining 2025
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Examentraining 2025

Slide 1 - Diapositive

In deze les
  1. Leesvaardigheid
  2. Schrijfvaardigheid
  3. Kijken en luisteren

    Aan het eind van de les heb je geoefend met de examenstof.

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van de les
  • Weet je welke onderdelen van Nederlands jij moet beheersen voor het examen
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 3 - Diapositive

Welk onderdeel beheers jij nog onvoldoende?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is jouw eindcijfer voor Nederlands?
010

Slide 5 - Sondage

En dan nu
Maak notities!

Slide 6 - Diapositive

Tekstdoelen
Elke tekst wordt met een reden (doel) geschreven. Je vraagt je af wat de auteur met de tekst wil bereiken:
 

Slide 7 - Diapositive

Onderwerp en hoofdgedachte
Elke tekst heeft een onderwerp. Dit benoem je zo kort mogelijk. 

Daarna stel je de vraag: Wat wordt er over dit onderwerp verteld? Dit is de hoofdgedachte.

Slide 8 - Diapositive

Wat voor soort vragen kan ik bij een advertentie verwachten?
  • functie van de afbeelding;
  • publiek; voor wie is deze advertentie bedoeld;
  • wat is het doel van deze advertentie?;
  • er kunnen ook vragen gesteld worden over de tekst die bij de advertentie staat.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld van een (examen) schrijfopdracht

Slide 10 - Diapositive

E-mail schrijven









Let op: maak de zinnen niet te lang. Houd ongeveer 10 woorden per zin aan. 
Controleer jouw schrijfopdracht heel goed op inhoud, conventies én taalgebruik.

Slide 11 - Diapositive

Opbouw van een artikel
  • Plaats boven je artikel een passende titel
  • In de inleiding staat de aanleiding van je artikel: waarom je het artikel schrijft, gebruik een anekdote, vraag of stelling > maak het pakkend! 
  • In het middenstuk (kern) staat de meeste informatie (wat, waarom, waarover..).
  • In het slot staat wat je hoopt te bereiken met het artikel.
  • Zet je voor- en achternaam onder het artikel.
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 12 - Diapositive

Dus, let op:
  • Zet een titel boven je artikel.
  • Het artikel bestaat altijd uit een inleiding, middenstuk en slot. Dit zijn dus tenminste 3 alinea's.
  • Houd bij het schrijven de volgorde van de opdracht aan.
  • Check of je alle punten in je artikel verwerkt hebt.
  • Zet je naam en het aantal woorden onder aan je artikel.
  • Controleer op hoofdletters, leestekens en de spelling van woorden.

Slide 13 - Diapositive

Formuleringsfouten
  1. Een voltooid deelwoord met -en, schrijf je met -en. Bijvoorbeeld: Ik heb een spannend boek gelezen
  2. Hoor je op het einde van het vd een t-klank, dan verleng je het woord met een -e om te horen of je een -t of een -d schrijft. Bijvoorbeeld: Hij is geslaagd (geslaagde).

Slide 14 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijzen naar iets wat eerder is genoemd.

Nina is geslaagd voor haar examen. Vandaag viert ze een feestje.

De = die / deze
Het = dit / dat

Slide 15 - Diapositive

Einde van de zin:
  • punt
  • uitroepteken
  • vraagteken

Hij is geslaagd voor zijn rijexamen. Weet je met welk cijfer? Een 10!

Slide 16 - Diapositive

Leestekens
- komma:
  • tussen twee persoonsvormen.
Als jullie alle gerechten lekker vonden, was het een geslaagd etentje.

  • voor voegwoorden, zoals maar, want en omdat.
Het was een geslaagd etentje, omdat alle gerechten heerlijk waren.

  • tussen de delen van een opsomming (behalve voor 'en').
Ik hou van toetjes als: tiramisu, dame blanche en cheesecake

Slide 17 - Diapositive

Algemene tips voorbereiding CE Nederlands

  • Oefen oude examens op www.examenblad.nl of eindexamensite.nl
  • Leer de theorie, zoals tekstverbanden, signaalwoorden en bijhorende tekstverbanden uit je hoofd. 
  • Neem de reader goed door. 
  • Leer elke dag i.p.v. de dag voor het examen. 

Slide 18 - Diapositive

Algemene tips tijdens het CE Nederlands

  • Lees de vragen goed! 
  • Wees verdacht op ontkenningen in de vraag (Wat hoort er niet bij?)
  • Zoek gericht in de tekst naar het stuk waarover de vraag gaat. 
  • Lees dit stuk grondig door. 
  • Beantwoord eerst de vraag in jouw eigen woorden. Dek de antwoorden af met jouw hand/ papiertje. 
  • Zoek het antwoord dat overeenkomt met jouw antwoord. Let goed op synoniemen!
Let op de tijd! Probeer minimaal 30 minuten te reserveren voor de schrijfopdracht en 15 minuten om alle vragen te controleren. 


Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Een verband geeft aan dat er alinea's of zinnen zijn die met elkaar te maken hebben
Waar
Niet waar

Slide 21 - Sondage

Welk verband zie je in deze zin:
In het weekend heb ik een baantje, maar doordeweeks moet ik naar school
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Oorzaak-gevolg

Slide 22 - Quiz

Aan welk signaalwoord zie je dit?

Slide 23 - Question ouverte

Lees de volgende tekst
In Nederlandse steden zijn achtergelaten weesfietsen een groeiend probleem. In Afrika betekent het bezit van een fiets vaak een verdubbeling van de inkomsten. CooP-Africa (Cycling out of Poverty) werkt met succes aan het verbeteren van de toegang tot nieuwe fietsen voor Afrikaanse kleine ondernemers, scholieren en gezondheidswerkers.
CooP-Africa steunt lokale projecten en zorgt ervoor dat het inkomen van een ondernemer verveelvoudigt, scholieren beter presteren op school, gezondheidswerkers meer patiënten kunnen bezoeken en patiënten sneller bij het ziekenhuis komen.
CooP-Africa verdient uw steun. Kijk voor meer informatie op www.coop-africa.org

Slide 24 - Diapositive

Op welk welvaartsprobleem doelt de tekst?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het doel van deze tekst?
A
Activeren
B
Adviseren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 26 - Quiz

CooP-Africa ondersteunt lokale projecten. Wat doet de organisatie precies?
De organisatie....
A
Regelt nieuwe fietsen voor mensen uit Afrika
B
Verzorgt fietslessen voor mensen uit Afrika
C
Roept Nederlanders op om oude fietsen naar Afrika te sturen
D
Zorgt dat oude fietsen uit Afrika hergebruikt worden

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband opsomming?
A
bovendien
B
zoals
C
verder
D
ook

Slide 28 - Quiz

Wat is een juiste aanhef bij een brief of e-mail?
A
Beste mevrouw Westerhof,
B
Hallo mevrouw Westerhof,
C
Geachte mevrouw Westerhof,
D
Goedemiddag mevrouw Westerhof,

Slide 29 - Quiz

Gebruik je u of je in je brief/e-mail?
U
Je

Slide 30 - Sondage

Wat is een goede inleiding waarin jij jezelf voorstelt met naam, klas en school?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is een goede manier om jouw e-mail/ brief te vragen om een reactie?

Slide 32 - Question ouverte

Op welke manier(en) kun je voor samenhang in jouw schrijfopdracht zorgen?

Slide 33 - Question ouverte

Wat is een geschikte slotgroet?

Slide 34 - Question ouverte

Slide 35 - Vidéo

Hoe heet de vriend van Najib?

Slide 36 - Question ouverte

Waarom wil Najib geen broodje bestellen voor Appie?

Slide 37 - Question ouverte

Hoeveel witte sauzen wil Najib?
1
2
3

Slide 38 - Sondage

Welke gerichte acties ga jij doen om deze doelen alsnog te behalen?
extra uitleg
extra oefenen
herhalen van de leerstof
goed leren
geen, want ik beheers de doelen al

Slide 39 - Sondage

Heb je nog                      vragen?

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Volgorde zakelijke brief
Geadresseerde
Plaats, datum
Betreft
Aanhef
Eigen adresgegevens
Inleiding
Middenstuk
Slot
Afsluiting
Handtekening
Bijlage

Slide 42 - Question de remorquage

Slide 43 - Vidéo

Welke uitdaging krijg je aan het begin van de video?
A
Niet iets zelf uitzoeken
B
Niet viral gaan
C
Niet lachen
D
Niet zelf blunders maken

Slide 44 - Quiz

Wat is het woord voor lachen om blunders?

Slide 45 - Question ouverte

Hoe oud is het schilderij?
A
50 jaar
B
150 jaar
C
5 jaar
D
1500 jaar

Slide 46 - Quiz

Hoe ontstaan bloopers?

Slide 47 - Question ouverte

Wat gebeurt er met het chocolade hoofd van de koning?

Slide 48 - Question ouverte

Wat laat mevrouw vallen?
A
Briefgeld
B
Knikkers
C
Contant geld
D
Ballen

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Vidéo

Wat heeft mevrouw op haar hoofd?

Slide 51 - Question ouverte

Hoe komt mevrouw aan al het geld?

Slide 52 - Question ouverte

Hoeveel vraagt de mevrouw voor het geplas?
A
5 euro
B
200 euro
C
10 euro
D
20 euro

Slide 53 - Quiz

Waarom heeft de mevrouw twee vuilniszakken?

Slide 54 - Question ouverte