Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
In de PRAKTIJK LES:
"IK HOU VAN HOLLAND" Amsterdamse gevels van klei,
plakkentechniek.
DE THEORIELES
KLAS 2 HANDVAARDIGHEID Les 2
PERIODE 1
Slide 1 - Diapositive
DE THEORIELES
Les 2
Benodigheden: een aantekeningenschrift.
Hierin schrijf je alle begrippen op, met de betekenis.
Als er een potloodje op de pagina staat, betekent dit,
dat je het begrip + de betekenis moet overnemen in je schrift. Die ga je leren voor je toets.Het boek gebruik je om de bladzijden (waar een aantal begrippen staan), door te lezen.
Voor deze lessonuples is dat hfd 1, blz 6, 11, 12 en 13.
Een beeld of schilderij 'vereenvoudigen' noemen we soms ook wel ABSTRAHEREN.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
PIGMENT wordt gemengd met een bindmiddel.
Zo kan het worden gebruikt als verf.
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Voordat je de vragen gaat maken,
lees je de bladzijden in je boek goed door van hfd 1:
Blz 9, blz 11, blz 12 en blz 13.
Slide 23 - Diapositive
De volgende vraag is een SLEEPVRAAG:
Bij een sleepvraag
sleep je het rode kadertje
-met daarin het juiste antwoord-
naar het bijbehorende plaatje.
Slide 24 - Diapositive
Schilderij
Hoog Reliëf
Sculptuur
Laag Reliëf
Slide 25 - Question de remorquage
Welke stelling is juist, op het gebied van vorm en kleur?
A
B
A
A. heeft organische vormen en verzadigde kleuren.
B. heeft geometrische vormen en 1 verzadigde kleur.
B
A. heeft organische vormen en onverzadigde kleuren.
B. heeft geometrische vormen en 1 verzadigde kleur.
C
A. heef geometrische vormen en onverzadigde kleuren.
B. heeft organische vormen en 1 onverzadigde kleur.
Slide 26 - Quiz
Bloem
stilleven
Keukenspullen
stilleven
Fruit
stilleven
Vanitas
stilleven
(heeft te maken met de dood)
Jacht
Stilleven
Slide 27 - Question de remorquage
Slide 28 - Diapositive
Schrijf hieronder welke druk je ziet op het volgende plaatje, en hoeveel drukgangen er zijn. Neem dit over : De ......... druk. Er zijn ........................ drukgangen. GEBRUIK GEEN GETALLEN MAAR LETTERS.