Onregelmatige werkwoorden schrijven t/m stelen

Onregelmatige werkwoorden 
overnemen t/m schoonhouden

Onregelmatige werkwoorden

Je oefent de volgende onregelmatige werkwoorden: 

schrijven

schrikken

slaan

slapen

sluiten

snijden

spreken

springen

staan

stelen

Wat is het doel? 

Je oefent/kent de goede vorm van de werkwoorden. 

Je weet de betekenis. 

Je  kunt er zinnen mee maken. 

Wat is goed?

1. Ik schreefde een e-mail.
2. Ik schrijfde een e-mail.
3. Ik schreef een e-mail.
4. Ik schrijfte een e-mail.

Schrijf de zin in de verleden tijd:
Zij schrikt van een muis.

Wat is goed?

1. slaan - sloeg - sloegen - hebben/zijn geslagen
2. slaan - slaagde - slaagden - hebben/zijn geslagen
3. slaan - sloegde - sloegden - hebben/zijn geslagen
4. slaan - sloeg - sloegen - hebben/zijn geslaagd

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd. Schrijf de meervoudsvorm van Slapen

Wat is goed?

1. Ik sluitte de deur naar de tuin.
2. Ik slootte de deur naar de tuin.
3. Ik sluite de deur naar de tuin.
4. Ik sloot de deur naar de tuin.

Zet de zin in de voltooide tijd:
Ik snijd een kilo tomaten.

Wat is goed?

1. We hebben vorige week met elkaar gespreekt.
2. We hebben vorige week met elkaar gesprooken.
3. We hebben vorige week met elkaar gesproken.
4. We hebben vorige week met elkaar gesprookt.

Schrijf het W.W. in de verleden tijd:
Mijn zoon springt over een hoog hek en viel op de grond.

Maak de voltooide tijd:
Mijn zus en ik staan een kwartier in de rij.

Wat is de verleden tijd van 'stelen' in het enkelvoud?